2.4.1 Inleiding

In deze paragraaf behandelen we eerst de grondslagen van het Nederlands milieurecht en daarna de beginselen die in het Nederlandse milieurecht doorwerken. Onder de grondslagen van het milieurecht verstaan we de basisbeginselen van het milieurecht. In subparagraaf 2.4.2 onder A, wordt een nadere plaatsbepaling gegeven. Als we zoeken naar dergelijke grondslagen voor het Nederlandse geschreven milieurecht, zijn die dan ook niet te vinden in de 'gewone uitvoeringsmaatregelen' of lagere wetgeving. Het ligt voor de hand ze in de eerste plaats te zoeken in de hoogste wettelijke regeling die we in Nederland kennen: de Grondwet (Gw). We zullen zien dat daarin voor de overheid de opdracht is opgenomen (in art. 21) te zorgen voor de bescherming en verbetering van het milieu. Omdat het hier een opdracht aan de overheid betreft, kan deze bepaling ook worden opgevat als de grondslag voor het Nederlandse milieubeleid. Ook voor het milieurecht, dat primair werkt in de horizontale relaties tussen burgers onderling, is met enige goede wil een milieurechtelijke grondslag te vinden, namelijk in het Burgerlijk Wetboek (BW) in de vorm van de algemene zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 en het hinderverbod van art. 5:37. Het eerste artikel behelst kort gezegd de plicht voor degene om de schade die het gevolg is van zijn onrechtmatige daad te vergoeden. Dit geldt natuurlijk ook voor milieuschade en men kan er zelfs een plicht in zien om respect te hebben voor andermans persoonlijke 'milieu'. Art. 5:37 BW betreft het verbod voor een eigenaar om zijn eigendom zo te gebruiken dat anderen er hinder van hebben.
Voor de 'nationale' milieurechtelijke beginselen gaan we in eerste instantie te rade bij de Nederlandse milieuwetten (subpar. 2.4.3). Helaas kent ons recht nog geen systematische beschrijving van dergelijke beginselen: we zullen er enkele weergeven die opgenomen zijn in de Wet milieubeheer (Wm). Tot slot worden enkele beginselen behandeld die niet expliciet in de milieuwetgeving zijn terug te vinden, maar waarvan de werking wel uit de rechtspraktijk (uitvoeringsbesluiten en rechterlijke uitspraken) is op te maken (subpar. 2.4.4).