3.3.1 Inleiding
Water en milieu
Onder het waterhuishoudingsrecht verstaan we het recht dat betrekking
heeft op waterhuishoudkundige handelingen en werken.
Waterhuishouding is hier synoniem voor waterbeheer. Dit betreft het
beheer van zowel het oppervlaktewater als het grondwater en het
betreft behalve de waterkwantiteitszorg ook de zorg voor de kwaliteit
van het grond- en oppervlaktewater. Uit dat laatste blijkt de overlapping
met milieuzorg; het kwaliteitsbeheer van grond- en oppervlaktewater
kunnen we immers ook tot het milieubeleid rekenen. Ook de zorg voor
de kwantiteit is onder omstandigheden als milieubeleid op te vatten. Zo
is de verdroging als gevolg van de onttrekking van te grote
hoeveelheden grondwater te beschouwen als een vorm van uitputting en
ook het doorspoelen van verontreinigde watergangen, het wegbaggeren
van verontreinigd slib en het weren van gebiedsvreemd water kan als
een vorm van milieubeleid worden beschouwd.
Integratie en afstemming regelgeving
Zowel op het terrein van de waterhuishouding als op dat van het
milieubeleid is, als reactie op een ontwikkeling naar een sterke
versnippering in deelregelingen, de afgelopen jaren een sterke tendens
tot integratie van regelgeving waar te nemen. Deze tendens heeft geleid
tot integratie van wetgeving op beide gebieden. Naast de Wet
milieubeheer als centrale wet voor het milieubeleid is de Wet op de
waterhuishouding in het leven geroepen als centrale wet voor (de
planning van) het waterbeheer. Op beide terreinen zijn echter nog tal
van sectorale wetten blijven bestaan die deelonderwerpen zijn blijven
regelen, afhankelijk van hun aard sterker of minder sterk afgestemd op
de centrale wettelijke regelingen. Op beide terreinen is dus zowel sprake
van
integratie van wetgeving als van
afstemming tussen verschillende
wettelijke regelingen die hun bestaansrecht behouden hebben.
Relevantie voor milieubeleid
Op de integratie- en afstemmingsproblematiek op het terrein van de
milieuwetgeving gaan we in hoofdstuk 7 (par. 7.4, algemeen), 8 (par.
8.5, plannen) en 11 (subpar. 11.4.2, vergunningen) in. Hier staan we
kort stil bij de integratie- en afstemmingsproblematiek op het terrein
van het waterbeheer en vooral bij de regeling van de afstemming met
het milieubeleid. Er wordt een korte beschrijving gegeven van de
belangrijkste wettelijke regelingen op het terrein van het waterbeheer
die relevant zijn voor het milieubeleid waarbij vooral wordt ingegaan op
hun toepassingsmogelijkheden als instrumenten van milieubeleid: de
Grondwaterwet (subpar. 3.3.2), de Wet op de waterkering en haar
voorganger de Deltawet grote rivieren (subpar. 3.3.3), de
Ontgrondingenwet (subpar. 3.3.4) en de Wet op de waterhuishouding
(subpar. 3.3.5). De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)
wordt hier als volwaardige milieuwet behandeld in de diverse
hoofdstukken en wordt uitvoeriger beschreven in paragraaf 22.2 samen
met enkele andere wetten die op waterverontreiniging betrekking
hebben zoals de Wet verontreiniging zeewater (Wvz) (22.3), de Wet
voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) (22.4), de Wet
aansprakelijkheid olietankschepen (Waot) (22.5) en de Wet schadefonds
olietankschepen (22.6). In hoofdstuk 21 wordt de Wet
bodembescherming (Wbb) behandeld die ook instrumenten biedt ter
bescherming van de grondwaterkwaliteit en dus ook op het waterbeheer
betrekking heeft.
Afstemming in de Wet op de waterhuishouding
Op de Wet op de waterhuishouding (Wwh) gaan we wat uitvoeriger in
omdat deze wet tot belangrijkste doel heeft een regeling te treffen voor
een geïntegreerde planstructuur op het terrein van de waterhuishouding.
In de Wwh zijn ook bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de
afstemming tussen de plannen op het terrein van het milieubeleid en de
waterhuishoudingsplannen. Uitgangspunt bij de afstemming is dezelfde
methodiek die geldt voor de afstemming tussen het provinciale
milieubeleidsplan en het streekplan en die 'haasje over springen' wordt
genoemd. Zij komt erop neer dat het volgende plan op het andere
beleidsterrein zal worden aangepast aan de uitspraken in het
voorafgaande beleidsplan. Deze afstemmingsmethodiek geldt overigens
in beginsel ook tussen ruimtelijke plannen en plannen op het terrein van
de waterhuishouding. Wij sluiten deze paragraaf over de relatie tussen
milieurecht en waterhuishoudingsrecht af met de vraag of er in het
'waterrecht' een ontwikkeling is te bespeuren naar één integrale wet
zoals die nog niet zo lang geleden in het milieurecht is afgerond. We
zullen zien dat dergelijke sterke tendensen in het recht van de
waterhuishouding niet zijn te ontwaren en dat het ook de vraag is of we
dat moeten betreuren.