4.2.1 Inleiding

De belangrijkste milieubevoegdheden op rijksniveau zijn in handen van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). De taken die op basis van deze bevoegdheden worden uitgevoerd, variëren van het voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van internationale verdragen tot het geven van aanwijzingen aan vergunningverleners en van het voorbereiden en vaststellen van milieuwetten tot de aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren. Het belangrijkste dienstonderdeel voor het milieubeleid is het Directoraat-Generaal Milieubeheer (DGM), dat uit een tweetal stafdirecties (Intern Beleid, Financieel-economische Aangelegenheden), een drietal hoofddirecties (Milieukwaliteit en Emissiebeleid, Ketenbeheer en Milieuzorg en Algemeen milieubeleid) en de Inspectie van de Volksgezondheid (Toezicht Milieuhygiëne) bestaat. Deze hoofddirecties zijn weer onderverdeeld in directies en naast de Hoofdinspectie bestaan Regionale Inspecties. Het ministerie is opgericht in 1991 en is in 1982 samengevoegd met Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Aan de taken en de organisatie van de Milieuinspecties besteden we gelet op het belang van deze organisatie voor het toezicht op en de handhaving van het milieubeleid afzonderlijk aandacht (subpar. 4.2.2).
Naast de minister van VROM beschikken ook andere ministers over milieutaken en -bevoegdheden. We noemen hier de ministers van Verkeer en Waterstaat (waterkwaliteitsbeleid) en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (natuurbeheer) terwijl daarnaast de medewerking van andere ministers nodig is bij het nemen van bepaalde besluiten op basis van de Wet milieubeheer (Wm) (subpar. 4.2.3). Nadat er per 1 januari 1997 een grote opschoning heeft plaatsgevonden in de adviescolleges op rijksniveau zijn er niet veel meer van overgebleven. Ook in het milieubeleid heeft de Woestijnwet gewoed (zie subpar. 4.2.4, onder A). Gaandeweg worden echter weer nieuwe adviescolleges in het leven geroepen. In deze subparagraaf behandelen we diverse formele en informele adviescolleges. Het betreft niet alleen adviescolleges van de Rijksoverheid: in het DUIV-overleg en het Afval Overleg Orgaan participeren ook decentrale overheden. Aan de orde komen de VROM-raad (B) en enkele bijzondere adviescolleges (C) zoals de (Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten), het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB), Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM) en de Raad voor het milieu- en natuuronderzoek (RMNO). De per 1 november 1996 als zelfstandige organisatie opgerichte Stichting Advisering Bestuursrechtspraak Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) vervult een belangrijke rol bij de advisering aan de Afdeling bestuursrechtspraak en zal in belang nog alleen maar toenemen als de advisering wordt uitgebreid naar de lagere administratieve rechters (D). In het DUIV-overleg (E) participeren rijksoverheid, provincies, waterschappen en gemeenten. Ondanks het niet-formele karakter van dit overleg kan met het, vanwege deze brede samenstelling en het feit dat 'beleidsverantwoordelijken' erin zitting hebben, beschouwen als belangrijkste milieuplatform in ons land. Tot slot behandelen we in deze subparagraaf (onder F) nog het Afval Overleg Orgaan (AOO) als vorm van samenwerking tussen Rijk, provincies en gemeenten waarvan de toekomst overigens allerminst zeker is te noemen als gevolg van een toenemende behoefte aan centrale sturing van afvalstoffenstromen en de ontwikkeling van provinciegrensoverschrijdende samenwerkingsvormen.