5.4.1 Inleiding
Relevante milieuverdragen toegelicht
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de belangrijkste
milieuverdragen die voor Nederland relevant zijn. Het betreft geen
uitputtende behandeling van deze verdragen, maar slechts een korte
aanduiding; het zou te ver voeren om die hier te geven. We volstaan
met hun doelstelling, een plaatsbepaling en bredere context en
vermelding van de achtergronden bij hun totstandkoming; het betreft
dus een toelichting op die verdragen. Voor een verdere verdieping in de
teksten wordt verwezen naar de bronvermeldingen. Het doel van deze
paragraaf is de achtergronden te verduidelijken van bepaalde nationale
milieuregelingen, zoals die (mede) het resultaat zijn van de uitvoering
van verplichtingen in nationaal verband. Bij de specifieke nationale
regelingen geven we de oorsprong in het nationale recht weer (bottom
up). Hier worden (top down) zo systematisch mogelijk vanuit het
internationale recht de belangrijkste verdragen die voor het nationale
recht relevant zijn beschreven.
Verdragenrecht, algemeen
In de algemene subparagraaf 5.4.2 staan we eerst (onder A) kort stil bij
enkele algemene aspecten van het verdragenrecht, toegespitst op de
milieuproblematiek. Ook hier blijkt zoiets te bestaan als een
'beleidslevenscyclus' die er in de kern op neerkomt dat naarmate de
problematiek sterker wordt ervaren, de afspraken een dwingender
karakter krijgen. Ook wordt een overzicht gegeven voor de soorten
bepalingen die we in verdragen kunnen tegenkomen. Onder B worden
verdragen op drie niveaus onderscheiden: mondiaal, regionaal en
grensoverschrijdend. Onder C behandelen we de doorwerking van de
verdragen in het nationale recht, via de Nederlandse wetgever en de
Nederlandse rechter en via de Europese regelgever en de Europese
rechter. Het betreft dan in algemene zin de procedurele mechanismen
en hun achtergronden en de toepassing door de rechter. De specifieke
verwerking in het nationale recht, komt zoals gezegd bij de
desbetreffende verdragen aan de orde.
Milieuverdragen
In de subparagrafen 5.4.3 tot en met 5.4.6 behandelen we de verdragen
zoveel mogelijk aan de hand van de 'milieuthema's' waarop ze
betrekking hebben. Dat zijn eerst de natuurbescherming, waaronder we
ook de bescherming van de biologische diversiteit rekenen, vervolgens
de bescherming van zeeën en rivieren, de bescherming van lucht en
ruimte in internationaal verband en de bescherming tegen
milieugevaarlijke stoffen en situaties.
Natuurbescherming
In subparagraaf 5.4.3 gaan we eerst in op de verdragen die in algemene
zin betrekking hebben op de natuurbescherming en (A). We vatten dat
ruim op en begrijpen er ook de regelingen betreffende de biologische
diversiteit onder en regelingen die niet uitsluitend of zelfs niet primair
natuurbescherming ten doel hebben. Het betreft hier een tweetal
regelingen met - natuurlijkerwijze - een mondiale werking en een
regionaal werkend verdrag. Naast het mondiaal werkende
Biodiversiteitsverdrag worden op deze plaats het Zeerechtverdrag van
de Verenigde Naties en het Verdrag inzake Antarctica behandeld. Het
mondiale, Zeerechtverdrag ziet niet primair op de bescherming van de
zee tegen verontreiniging of aantasting anderszins, maar ook op de
eerlijke en rechtvaardige verdeling van de opbrengsten van de zee door
de naties. Het betreft dus de algemene bescherming van het mariene
milieu en daarom kunnen we dit ook zien als bescherming het
natuurlijke milieu van de zee. Het Verdrag inzake Antarctica heeft tot
doel een regeling te treffen voor het beheer van het Zuidpoolgebied,
waarop door een zevental staten een claim werd gelegd. In dit Verdrag
worden deze claims bevroren en wordt een beheerssysteem opgezet dat
mede de bescherming van de natuurlijke rijkdommen - zowel de levende
als de dode in de vorm van grondstoffen - betreft.
Een aparte groep verdragen, met een meer specifieke werking gericht op
de bescherming van de natuur, betreft de in deze subparagraaf onder B
behandelde verdragen die betrekking hebben op de bescherming van
flora en fauna. Enkele van deze verdragen stonden aan de wieg van
onze eerste natuurbeschermingswetgeving (Visserijwet, Jachtwet,
Vogelwet) die tevens een economische doelstelling (regulering handel in
dieren en planten) hadden. We treffen hier zowel mondiale regelingen
aan, zoals de CITES-Convention, als regionale (Bescherming zeehonden
in de Waddenzee) en een enkele grensoverschrijdende internationale
overeenkomst (Grenspark Maas-Swalm-Nette).
Bescherming van zeeën en rivieren
In subparagraaf 5.4.4 behandelen we eerst verdragen die de
bescherming van de zeeën tegen verschillende vormen van
verontreiniging (A). Dat betreft in de eerste plaats het tegengaan van
verontreiniging door schepen, maar ook van het dumpen in zee van
afvalstoffen en van het verbranden van stoffen op zee alsook het
vervoer van gevaarlijke stoffen over de zee. Naast mondiale verdragen,
treffen we hier ook enkele regionale verdragen aan, zoals betreffende de
verontreiniging van de Noordzee. Op grensoverschrijdende problemen
heeft het onderdeel B betrekking, betreffende de verontreiniging van
rivieren en andere waterlopen. Ook hier betreffen het zowel mondiale
verdragen, verdragen met regionale werking als (vooral) bilaterale
verdragen. Wat deze laatste verdragen betreft, behandelen we alleen de
verdragen waarbij Nederland partij is.
Bescherming van lucht en ruimte
De verdragen van subparagraaf 5.4.5 hebben betrekking op de
bescherming van 'de lucht' in ruime zin. Het betreft zowel de
bescherming tegen luchtverontreiniging (A) als de aantasting van de
ozonlaag (B) en het tegengaan van klimaatverandering door de emissie
van broeikasgassen (broeikas-effect) (C). Bij deze twee laatste
onderwerpen behandelen we ook enkele belangrijke
uitvoeringsprotocollen die tamelijk concreet aangegeven welke
verplichtingen de deelnemende staten (waaronder Nederland) hebben.
Bescherming tegen milieugevaarlijke stoffen en situaties
Meer brongericht van aard zijn de verdragen van subparagraaf 5.4.6 die
betrekking hebben op de bescherming tegen gevaarlijke stoffen en
situaties. Hier behandelen we eerst de meer algemeen gerichte
verdragen met betrekking tot de milieu-effectrapportage in
grensoverschrijdend verband en het verstrekken van milieu-informatie
(A). Onder B worden twee verdragen behandeld die in algemene zin
betrekking hebben op respectievelijk de civielrechtelijke en
strafrechtelijke aansprakelijkheid voor milieuverontreiniging. Het
Verdrag betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen (CRTD-Verdrag,
onder C) is niet in werking getreden en zal dat naar alle
waarschijnlijkheid niet doen, anders dan het Verdrag van Basel (onder
D) betreffende het grensoverschrijdende vervoer van afvalstoffen, dat
via een EG-Verordening (EVOA) in ons nationale recht is verwerkt en
van grote praktische betekenis.
Belangrijke mondiale en regionale verdragen zijn tot stand gekomen op
een terrein dat zich bij uitstek leent voor internationale regelgeving: de
bestrijding van de gevolgen van (ongevallen bij) het gebruik van
kernenergie die zich immers over grote afstanden kunnen voordoen (E).
Ook hier wordt onderscheid gemaakt tussen verdragen met mondiale
werking (zoals het Verdrag ven Wenen) als regionaal werkende
verdragen. Wij sluiten de behandeling van 'brongerichte' verdragen af
met het Verdrag van Helsinki uit 1992 betreffende de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen (F). Het door 22
Europese staten (waaronder Oost-Europese), Canada, de Verenigde
Staten en de EU ondertekende Verdrag heeft in beginsel een mondiaal
karakter en is bij uitstek te beschouwen als invulling van de Verklaring
van Stockholm inhoudende dat staten ervoor moeten waken dat binnen
hun grondgebied geen activiteiten plaatsvinden die schade kunnen
aanrichten aan het milieu van andere staten. In dit Verdrag vinden we
dan ook expliciet een verwijzing terug naar Principle 21 uit die
Verklaring (zie subparagraaf 5.2.2, onder B5.)