6.1 Inleiding op hoofdstuk 6
Algemeen
De invloed van de Europese regelgeving is in de Nederlandse
milieuwetgeving steeds duidelijker merkbaar en het Europese
milieurecht is een niet meer weg te denken onderdeel geworden van het
Nederlandse milieurecht. Zonder overdrijving kan worden gesteld dat
het voor de Nederlandse wetgever en de nationale bestuursorganen
nauwelijks meer mogelijk is algemene voorschriften op milieugebied
vast te stellen zonder daarbij rekening te houden met de Europese
voorschriften, meestal in de vorm van milieurichtlijnen. De geldende
milieukwaliteitseisen tonen dat veel van dergelijke algemene
milieunormen hun oorsprong vinden in het Europese milieurecht. De
achtergrond hiervan is niet alleen dat door verschillende afzonderlijke
landen van de Europese Unie (EU) vastgestelde normen
handelsbelemmerend en concurrentievervalsend kunnen werken en dus
harmonisatie nodig was, maar ook het sterker wordend besef dat een
Europees milieubeleid, mede gelet op de schaal waarop veel
milieuproblemen zich voor doen, hard nodig is om deze problemen
doelmatig te kunnen aanpakken. Het zijn dan dus niet meer zozeer
louter economische, maar ook milieuoverwegingen die nopen tot een
gezamenlijk Europees optreden.
Juridische grondslagen en besluitvorming
In dit hoofdstuk zullen we eerst (in par. 6.2) aandacht schenken aan de
juridische grondslagen van het milieubeleid op Europees niveau. Deze
grondslag is relatief laat in het EEG-Verdrag (van 1957) opgenomen. In
de Europese Akte van 1986 werd voor het eerst in het Verdrag
nadrukkelijk een wettelijke basis gegeven aan het milieubeleid van de
Unie. Dat betekent overigens niet dat vóór die tijd het milieubeleid geen
issue was in de Unie. Door optimaal gebruik te maken van de rek in
verdragsbepalingen is voordien reeds een grondslag geschapen voor tal
van milieumaatregelen. Daarbij speelde het Hof van Justitie een
belangrijke rol door de doelstellingen van de Unie zodanig ruim op te
vatten dat daar de milieubescherming onder viel. Een ander breekpunt
in de geschiedenis van EU betreft het jaar 1992 toen het Verdrag van
Maastricht betreffende de Europese Unie werd vastgesteld. Voor het
milieurecht was van belang dat milieubescherming nu ook in de
algemene doelstellingen van het Verdrag is opgenomen als
randvoorwaarde voor economische groei. Bij het Verdrag van
Amsterdam van oktober 1997 is de plaats van het milieurecht in het
verdrag verder versterkt door te bepalen dat milieuzorg onderdeel
uitmaakt van het beleid in andere sectoren (externe integratie) en door
geen unanimiteit meer te eisen voor de meeste milieubesluiten. Na
'Amsterdam' zijn de belangrijkste milieubepalingen te vinden in titel XIX
van het verdrag: de artikelen 174-176. Deze paragraaf wordt afgesloten
met een behandeling van de verschillende besluitvormingsprocedures en
hun betekenis voor de milieubescherming.
Milieuactieprogramma's en milieuregelingen
In een tamelijk beschrijvende paragraaf (6.3) wordt ingegaan op het
Europese milieubeleid zoals dat is vastgelegd in de vijf
achtereenvolgende vastgestelde actieprogramma's. Deze paragraaf geeft
een indruk van de beleidsontwikkeling op dit terrein op Europees niveau
en laat tevens de parallellen - maar ook de verschillen! - zien met het
Nederlandse milieubeleid. Vervolgens worden in die paragraaf de
Europese milieuregelingen behandeld. Nadat we eerst in algemene zin
zijn ingegaan op de juridische instrumenten die de verschillende
bestuursorganen van de Unie ter beschikking staan, wordt een overzicht
gegeven van het zeer brede terrein van de Europese milieuregelingen.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de overzichten die door de Europese
Commissie beschikbaar worden gesteld en wordt de gebruiker de weg
gewezen naar de site van de Europese Commissie waardoor deze zich
een beeld kan vormen van de omvangrijke hoeveelheid inmiddels
vastgestelde milieumaatregelen. Het is dus nadrukkelijk niet de
bedoeling hier in te gaan op het materiële Europese milieurecht.
Implementatie en grenzen nationaal beleid
Paragraaf par. 6.4 handelt in eerste instantie over de
implementatieproblematiek: hoe worden de Europese milieuregels
verwerkt in de nationale wetgeving. Maar ook: hoe werkt het Europese
milieurecht door in het nationale recht als dat niet of niet goed in het
nationale recht is verwerkt. We belanden dan bij de problematiek van de
'verdragsconforme interpretatie' en de 'rechtstreekse werking' van het
Europese recht. In deze paragraaf wordt ook ingegaan op de
problematiek van de grenzen van wat de nationale wetgevers nog aan
eigen milieuregelingen mogen vaststellen. In samenhang met de
uitdijing van het Europese milieurecht wordt het gebied waarop de
nationale overheden nog vrij kunnen opereren immers steeds verder
beperkt. Het is voor de nationale staten zeer van belang te weten waar
de grenzen liggen van het gebied waarop ze nog zelfstandig kunnen
opereren. Met name waar het betreft het grensoverschrijdend verkeer
van goederen of producten kan het verbod van kwalitatieve in- en
uitvoerbeperkingen parten spelen. Op welke onderdelen van de
milieubescherming mogen ze van de Europese regelgeving afwijken (een
strenger of juist soepeler beleid voeren) en waar dwingt de regelgeving
bepaalde maatregelen te treffen of achterwege te laten? Dit is de
problematiek die aan het slot van deze paragraaf aan de orde komt.
Daarbij moet volgens Europees recht onderscheid worden gemaakt
tussen situaties waarin nog geen Europese harmonisatiemaatregelen
zijn getroffen en waarbij dat wèl het geval is. Wij zullen deze
problematiek dan ook aan de hand van dat verschil benaderen, na eerst
in algemene zin op de ontwikkeling van de relevante verdragsbepalingen
te zijn ingegaan.
Doorzetting Europese regels, aansprakelijkheid en
rechtsbescherming
In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk (6.5) behandelen we de
problematiek van wat hier de 'doorzetting' van het Europese recht wordt
genoemd. Daarbij staat de vraag centraal welke instrumenten de
Europese instellingen en met name de Europese Commissie en het
Europese Hof van Justitie hebben om de lidstaten te dwingen de
Europese regels in het nationale recht te verwerken. Aan de formele
zogenaamde 'inbreukprocedure' gaat in de praktijk een informele
procedure vooraf waarin gewezen wordt op de verplichtingen voor de
lidstaten. Vanaf het Verdrag van Amsterdam heeft het Hof ook de
bevoegdheid om een dwangsom op te leggen. Maar daarnaast kunnen
ook andere lidstaten bij het Hof klagen over inbreuken van een lidstaat
op het Europees recht en dus de andere lidstaat verplichten tot het
(correct) verwerken van het Europese recht in het nationale recht. We
besluiten deze paragraaf en daarmee ook dit hoofdstuk af met de
behandeling van de (beperkte) mogelijkheiden die de burgers hebben de
lidstaat of decentrale instellingen aansprakelijk te stellen voor de schade
die men heeft als gevolg van het toerekenbaar niet naleven van
Europese regels. Het zal duidelijk zijn dat ook daarvan een 'handhavend'
effect kan uitgaan op het Europese recht. We sluiten af met aan
behandeling van de (beperkte) mogelijkheid voor burgers om op te
komen tegen bepaalde besluiten van de Europese Unie.