6.5.1 Inleiding

Uit artikel 211 (art. 155 oud) van het EG-Verdrag vloeit de taak voort voor de Europese Commissie om controle uit te oefenen op de toepassing van het Gemeenschapsrecht in en door de lidstaten. Het artikel kent aan de Commissie onder meer de bevoegdheid toe om zelf actief op te treden teneinde zich van de toepassing door de lidstaten van het Gemeenschapsrecht te overtuigen. Naar aanleiding van de omzwervingen van vaten met besmette grond uit Seveso, die in strijd met het communautaire recht van Italië naar Frankrijk werden overgebracht en vervolgens geruime tijd spoorloos waren, is op aandringen van het Europese Parlement door de Commissie een speciale administratieve eenheid opgezet die belast is met het toezicht op de naleving van het communautaire milieurecht.
In deze paragraaf over het Europese milieurecht besteden we in subparagraaf 6.5.2 aandacht aan de doorzetting van het Europese recht in de rechtsstelsels van de lidstaten en natuurlijk in het bijzonder in het Nederlandse recht. We spreken hier bewust van 'doorzetting' en niet van 'handhaving'. Die laatste term ziet meer op de naleving van het recht door de burgers. Daarvoor is in veel gevallen nodig dat de Europese regels in het nationale recht worden verwerkt. Hier gaat het ons om het probleem dat die regels ook daadwerkelijk worden opgenomen in de nationale rechtsstelsels, dus om de fase die vooraf gaat aan de daadwerkelijke handhaving 'op de werkvloer'. De term 'doorzetting' geeft ons inziens beter aan dat het on te doen is om de wijze waarop door bestuursorganen op Europees niveau (met name de Commissie) kan worden verzekerd dat de lidstaten hun verplichting tot verwerking van het Europese recht ook nakomen. We behandelen daarbij eerst de mogelijkheid die de Europese Commissie heeft om een lidstaat voor het Hof te dagen wegens onvoldoende verwerking van het Europese recht in het nationale rechtsstelsel (A). Voordat het tot een formele 'inbreukprocedure' komt wordt eerst via overleg en op informele wijze te bereiken dat de Europese voorschriften worden nageleefd. Ook de lidstaten kunnen zo'n inbreukprocedure voor het Hof aanspannen tegen een andere lidstaat, maar ook daarbij speelt de Commissie een rol door eerst via overleg het probleem op te lossen (B). De twee belangrijkste mogelijkheden om uitvoering te geven aan een uitspraak van het Hof is de dwangsom, die pas vanaf het Verdrag van Amsterdam (oktober 1997) is ingevoerd en tot doel heeft de in gebreke zijnde lidstaat onder dwang te zetten, en de executie van vonnissen die personen of rechtspersonen betreffen. Voor dat laatste wordt een beroep gedaan op het burgerlijk procesrecht van de lidstaat waartoe betrokkene behoort.
In het tweede onderdeel van deze paragraaf (subparagraaf 6.5.3) wordt aandacht besteed aan de rol van de burger bij het niet naleven van Europese voorschriften door het bestuur; ook een situatie die moeilijk met 'handhaving' kan worden aangeduid aangezien dat doorgaans op de omgekeerde situatie ziet!Zie noot We staan daar stil bij de mogelijkheid voor particulieren om de nationale overheid of decentrale bestuursorganen aansprakelijk te stellen voor de schade die het gevolg is van het niet of niet correct verwerken van Europese regels in het nationale recht (A). We behandelen de criteria die daarvoor door het Hof zijn ontwikkeld. Het betreft in feite de toepassing van de criteria die gelden voor de aansprakelijkheid van de Unie zelf in relatie tot derden. Eenduidig is dat een dergelijke aansprakelijkheid geldt voor de lidstaten. Minder duidelijk is of een dergelijke aansprakelijkheid ook geldt voor decentrale besturen, met name waar het betreft de afwezigheid van verwerkte richtlijnen of bij niet rechtstreeks werkende bepalingen. In het laatste onderdeel van deze subparagraaf behandelen we de rechtsbeschermingsmogelijkheden van burgers tegen besluiten van de organen van de Unie. Van wezenlijk belang daarbij is of sprake is van het rechtstreeks en individueel geraakt zijn. Organisaties voldoen doorgaans niet aan die eis en het Hof van Justitie gaat daar vrij strikt mee om. We wijzen ook op de mogelijkheid voor 'partijen' om bij een geschil voor het Hof de niet-toepasselijkheid van een verordening in te roepen.