7.5.1 Inleiding
Naarmate het belang van de bescherming van het milieu algemene
erkenning heeft gevonden, vestigde zich ook het besef dat niet kon
worden volstaan met vrijblijvende maatregelen. Het milieubelang werd
tegelijk rechtsbelang, zo is in subparagraaf 1.3.2, onder A geconstateerd
en dat rechtsbelang kan onder omstandigheden eisen dat de Staat
maatregelen neemt die desnoods tegen de zin van groepen of
individuele burgers worden doorgezet. Het legaliteitsbeginsel eist, als
dragend beginsel van onze rechtsstaat, voor dergelijke gevallen dat
bestuursmaatregelen met een dwingend karakter steunen op een
wettelijke regeling. Deze wettelijke regeling moet bovendien voldoende
specifiek zijn; er kan niet worden volstaan met vage, algemene
aanduidingen in wettelijke regelingen, zo hebben we in subparagraaf
2.5.4, onder A gezien, zonder dat spanning ontstaat met dat beginsel.
De achtergrond daarvan is dat de wettelijke grondslag bepaalde
waarborgen inhoudt voor de democratische legitimatie en daarmee voor
het rechtsgehalte van het bestuursoptreden. Aangezien een effectief
milieubeleid het naar huidige opvattingen niet kan stellen zonder de
mogelijkheid van dwingende gedragsbeïnvloeding en zelfs daarop
wezenlijk steunt, is een wettelijke basis voor het milieubeleid een eerste
vereiste (zie ook subpar. 1.2.4, onder B en subpar. 2.5.4, onder A).
Naast het in subparagraaf 2.4.2, onder B besproken artikel 21 van de
Grondwet (Gw), biedt de milieuwetgeving de grondslag voor het
milieubeleid van de overheid. Het legaliteitsbeginsel houdt overigens
niet in dat uitsluitend de wetgever in formele zin (regering en
parlement) bevoegd is het bestuur de noodzakelijke beleidsgrondslag
voor dwingende maatregelen te bieden. Ook de in de Grondwet
genoemde organen van de decentrale overheid die over verordenende
bevoegdheden beschikken kunnen zelfstandig een dergelijke basis
leggen. Denk bijvoorbeeld aan de autonome verordeningen op het
terrein van de milieubescherming van gemeenten, provincies en
waterschappen die we in paragraaf 7.2 behandelden.
Het legaliteitsbeginsel eist dus een specifieke wettelijke basis voor tal
van maatregelen die ter bescherming van het milieu moeten worden
getroffen. De werking van het legaliteitsbeginsel in het Nederlandse
rechtsstelsel is er in belangrijke mate de oorzaak van dat we de
Nederlandse milieuwetgeving kunnen karakteriseren als sectoraal,
instrumenteel, zwak normatief en vergunningsgericht.