8.2.1 Inleiding
Met de planregeling in de Wm is de planstructuur op milieugebied
vereenvoudigd en de afstemming met plannen op het terrein van de
ruimtelijke ordening en het waterbeheer beter geregeld.
In grote trekken komt de planregeling van de Wm op het volgende
neer:
- vervanging van de oude sectorale plannen door een strategisch
milieubeleidsplan met een geldingsduur van vier jaar, in combinatie
met een jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma;
- verplichting voor Rijk en provincies tot vaststelling van
milieubeleidsplannen; voor gemeenten geen verplichting tot
vaststelling van een milieubeleidsplan; wel moeten gemeenten een
rioleringsplan vaststellen; het jaarlijks vast te stellen
milieuprogramma is voor Rijk, provincies én gemeenten verplicht;
- binding van de betrokken overheid (binnen het lichaam waarin het
plan is opgesteld) aan het eigen milieubeleidsplan; afwijken is alleen
op basis van een goede motivering mogelijk;
- afwezigheid van een hiërarchische verhouding tussen de plannen op
de verschillende overheidsniveaus; het plan heeft geen rechtstreekse
consequenties voor de besturen van een ander overheidslichaam;
afstemming vindt in beginsel plaats langs de weg van bestuurlijk
overleg;
- het planproces heeft een open karakter ten opzichte van bedrijven,
maatschappelijke organisaties en andere overheden; gekozen is voor
lichte procedures ten behoeve van de vaststelling van plannen en
programma's;
- de planvaststelling brengt geen rechtsgevolgen teweeg voor burgers
en overheidsorganen op een ander niveau; daarvoor is regelgeving
nodig;
- er is voorzien in een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister met
het oog op de doorwerking van het rijksbeleid in de provinciale
plannen.
In deze paragraaf zullen enkele algemene aspecten van de planregeling
uit de Wm worden behandeld. We gaan hierna kort in op de
voorgeschiedenis van de regeling die aangeduid wordt als de
ontwikkeling van sectorale naar integrale planning (subpar. 8.2.2). Het
betreft hier een uitwerking van het gedeelte over de geschiedenis van de
Wm die we in het vorige hoofdstuk (subpar. 7.4.2, onder A)
behandelden. Dit leidt tot een aantal uitgangspunten van het nieuwe
stelsel die eerst in algemene zin worden beschreven (subpar. 8.2.3). Het
betreft de doorwerking van het decentralisatiebeginsel, de nadruk op de
interne werking van de plannen, het onderscheid tussen (strategische)
milieubeleidsplannen voor de middellange termijn en jaarlijks vast te
stellen operationele (uitvoerings)programma's en het concept van de
'open planning' zonder veel procedureregels. Daarbij wordt ook kort
ingegaan op de rechtswerking van de plannen die weliswaar primair
intern gericht is, maar daarmee nog niet zonder meer elke externe
gerichtheid ontbeert. We geven daarbij de nieuwe planstructuur
schematisch weer. In subparagraaf 8.2.4 wordt aandacht besteed aan de
planbureaufunctie op basis van de Wm (milieuplanbureau). Deze functie,
zo is in artikel 4.2 Wm bepaald, wordt vervuld door het RIVM dat de
zorg heeft voor vierjaarlijkse milieuverkenningen en jaarlijkse
milieubalansen. Aan dit instituut wordt bij de nieuwe
Natuurbeschermingswet ook de functie toegekend van
natuurplanbureau. Ook daarop wordt kort ingegaan.