8.3.1 Inleiding
De Wm kent op rijks- en provinciaal niveau nog slechts twee soorten
milieuplannen die in plaats zijn gekomen van de verschillende vroegere
sectorale plannen: de (vierjaarlijkse) milieubeleidsplannen en de
(jaarlijkse) milieuprogramma's. Waar de oude wettelijke bepalingen
rechtsgevolgen verbonden aan sommige provinciale plannen, zoals het
geval was voor de afvalstoffenplannen aan de uitvoering waarvan de
gemeenten verplicht waren mee te werken, ontbreken dergelijke
bepalingen in het nieuwe planrecht. In plaats daarvan kunnen de
provinciebesturen dergelijke rechtsgevolgen via de provinciale
milieuverordening in het leven roepen.
De wet voorziet in een verplichting tot het vaststellen van
milieubeleidsplan en milieuprogramma door Rijk en provincies. De
vaststelling door de gemeenten van een milieubeleidsplan is facultatief.
Evenals het Rijk en de provinciebesturen, zijn de gemeentebesturen wel
verplicht een jaarlijkse milieuprogramma vast te stellen. Ook legt de
Wm aan de gemeenteraden de verplichting op om een gemeentelijk
rioleringsplan vast te stellen.
Bij de inwerkingtreding op 1 juli 1994 van de Kaderwet bestuur in
verandering is in de Wm een regeling opgenomen met betrekking tot de
vaststelling van een
regionaal milieubeleidsplan en een
regionaal
milieuprogramma.
Zie in algemene zin voor de aan de besturen
toegedachte milieutaken en -bevoegdheden subparagraaf 4.3.5, onder
B. Deze milieubeleidsplannen, die door de algemene besturen van het
regionaal openbaar lichaam moeten worden vastgesteld, worden
regionale milieubeleidsplannen genoemd. Soortgelijke bevoegdheden
kent de Kaderwet ook ten aanzien van de vaststelling (nu door het
dagelijks bestuur van het regionaal openbaar lichaam) van
regionale
milieuprogramma's.
Op deze planfiguren gaan we hierna nader in. Eerst wordt aandacht
besteed aan het milieubeleidsplan zoals dat op rijks- en provinciaal (en
in voorkomende gevallen ook op regionaal) niveau vastgesteld moet
worden en op gemeentelijk niveau vastgesteld kan worden (subpar.
8.3.2). De belangrijkste bepalingen in de wet omtrent de inhoud en de
geldingsduur van deze plannen worden behandeld. Voor de nationale
milieubeleidsplannen worden de vastgestelde plannen genoemd en
wordt hun inhoud kort aangestipt. Ook wordt wat de algemene aspecten
betreft ingegaan op de gemeentelijke rioleringsplannen. In een
afzonderlijke subparagraaf (8.3.3) wordt ingegaan op de regeling ten
aanzien van de bij deze plannen aan te geven gebieden waarin de
kwaliteit van het milieu of van een of meer onderdelen daarvan
bijzondere bescherming behoeft: de milieubeschermingsgebieden. Het
betreft hier een verzamelterm voor diverse soorten te beschermen
gebieden zoals voor de bodem, het grondwater, de stiltegebieden en de
beschermde natuurgebieden. Alhoewel de aanwijzing van dergelijke
gebieden geen rechtsgevolgen heeft naar buiten, is de toekenning van
deze gebiedsstatus van belang voor het gebruik van andere
bestuursbevoegdheden. Bij de provinciale milieuverordening kan alsnog
externe werking worden gegeven aan de beschermenswaardigheid van
deze gebieden. Vervolgens komen in kort bestek de bepalingen die
betrekking hebben op de milieuprogramma's - die voor zowel het Rijk,
de provincies, de regionale openbare lichamen als de gemeenten
verplicht zijn - aan de orde (subpar. 8.3.4).