8.4.1 Inleiding

De procedures voor de vaststelling van de milieubeleidsplannen en de milieuprogramma's zijn zoals gezegd sober gehouden. Dit is in overeenstemming met het open karakter van het planningsproces waarbij betrokkenen in een vroeg stadium van de planning inbreng kunnen leveren. Er bestaat een grote mate van vrijheid van het bevoegd gezag om te bepalen welke organisaties en instanties worden betrokken ('meest belanghebbende' instellingen). Het is overigens niet de bedoeling van de wetgever dat deze sobere bepalingen leiden tot het achterwege blijven van inspraak, maar tot een flexibel gebruik van dit instrument. Dit houdt tevens in dat er nauwelijks beperkingen zijn voor de insprekers: ook zij hebben een grote mate van vrijheid om hun stem te laten horen.
Er gelden verder in het hoofdstuk Plannen van de Wm nauwelijks procedurevoorschriften en geen termijnen van inspraak. Voor het Rijk gelden in het geheel geen bepalingen met betrekking tot inspraak. Voor gemeenten en provincies gelden hier de bepalingen uit de (algemene) inspraakverordeningen (art. 150 Gemeentewet en art. 147 Provinciewet). Doordat op provinciaal en gemeentelijk niveau de milieubeleidsplannen door de algemeen vertegenwoordigende besturen (PS en gemeenteraad) moeten worden vastgesteld is de democratische betrokkenheid groot. Voor het Rijk geldt dat het NMP door de betrokken ministers moet worden vastgesteld. Het parlement komt er aan te pas nadat het plan is vastgesteld en kan dan hooguit met de ministers van gedachten wisselen. De ministers bepalen welke gevolgtrekkingen zij aan die gedachtewisseling verbinden. In de planvoorbereiding komt dus het verschil tussen het monistische stelsel op provinciaal en gemeentelijk niveau en het dualistische stelsel op rijksniveau scherp naar voren. In deze paragraaf gaan we eerst in op de vaststellingsprocedure van milieubeleidsplannen (subpar. 8.4.2) en daarna op die van milieuprogramma's (subpar. 8.4.3). Tegen de plannen en programma's is in de Wm niet in een bezwaar- of beroepsmogelijkheid voorzien. Dit aspect behandelen we kort in subparagraaf 8.4.4; het wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 13.