9 Milieuonderzoek
9.1 Inleiding op hoofdstuk 9
Hierna zullen de bepalingen uit de milieuwetgeving worden behandeld
die betrekking hebben op het uitvoeren van onderzoek op milieugebied.
De meest bekende regeling op dit punt is die van de milieu-effectrapportage (m.e.r.).
De belangstelling voor dit moderne instrument in het milieurecht zou
bijna doen vergeten dat het slechts één instrument is onder de vele die
betrekking hebben op onderzoek dat ten aanzien van de kwaliteit van
het milieu wordt verricht. De bepalingen omtrent m.e.r. kunnen dan ook
gezien worden als onderdeel van een groter geheel van bepalingen die
allemaal betrekking hebben op gegevensverschaffing en onderzoek ten
behoeve van de besluitvorming op milieugebied. Onder deze grotere
groep vallen ook de in deze paragraaf te behandelen bepalingen die
betrekking hebben op het verrichten van onderzoek binnen de
geluidszones en op verplichtingen ten aanzien van het meten van
verontreiniging en het gedogen van handelingen ten behoeve van het
verrichten van milieuonderzoek. Al deze zaken komen in dit hoofdstuk
aan bod.
De regeling van het instrument van de m.e.r. neemt vanwege haar
belang het grootste deel van dit hoofdstuk in beslag (par. 9.2). Er zijn
heel wat vragen die daarbij gesteld worden en evenzovele antwoorden
die gegeven worden. De vragen die gesteld en waarin in de
subparagrafen achtereenvolgens wordt ingegaan zijn onder meer: waar
komst het instrument vandaan (subpar. 9.2.2), wat is een milieu-effectrapport (MER) en wat moet er in staan (subpar. 9.2.3), voor welke
activiteiten en ten behoeve van welke besluiten moet zo'n rapport
worden opgesteld (subpar. 9.2.4) en in welke gevallen kan vrijstelling of
ontheffing van de m.e.r.-plicht worden gekregen (subpar. 9.2.5), wie
moet het rapport beoordelen, wat is de rol van de Commissie voor de
milieu-effectrapportage (Commissie m.e.r.) (subpar. 9.2.6), hoe
verloopt de procedure voor de vaststelling van het rapport en wat moet
er vervolgens in de besluitvorming mee gebeuren (subpar. 9.2.7), wat te
doen als er diverse MER's moeten worden opgesteld of verschillende
procedures aan de orde zijn (subpar. 9.2.8), hoe om te gaan met
grensoverschrijdende milieu-effecten (subpar. 9.2.9) en ten slotte welke
zijn de rechtsbeschermingsmogelijkheden bij de vaststelling en het
gebruik van het MER (subpar. 9.2.10)?
Na de behandeling van de regeling ten aanzien van m.e.r. gaan we in op
enkele bijzondere regelingen met betrekking tot het verrichten van
onderzoek. Als eerste komt daarbij de milieuzone als onderzoeksgebied
aan de orde (par. 9.3). Voor de regeling van de milieuzonering is wel
een hoofdstuk in de Wet milieubeheer (Wm) gereserveerd (hoofdstuk 6),
maar het is niet te verwachten dat deze regeling er ook zal komen. In
dit hoofdstuk benaderen we de milieuzone als aandachtsgebied, nadat
we in hoofdstuk 3 (par. 3.2.6) de normatieve kant van de milieuzone
vanuit ruimtelijke perspectief hebben bekeken en dit in hoofdstuk 11
(par. 11.5.3, onder C2) vanuit het gezichtspunt van de
milieuvergunningverlening (toetsingskader) doen. Hier bekijken we de
milieuzone dus als gebied waarin onderzoek moet worden gedaan.
Zowel de Wet geluidhinder (Wgh) als de Luchtvaartwet (Lvw) kennen
dergelijke milieuzones die ook wel worden aangeduid als 'zones met
interne werking' (subpar. 9.3.2). In dergelijke zones moet onderzoek
gedaan worden naar de geluidsbelasting van woningen en andere
geluidsgevoelige gebouwen (denk aan scholen en ziekenhuizen) en moet
worden nagegaan welke maatregelen getroffen dienen te worden om de
geluidsoverlast te beperken tot binnen de wettelijke grenzen. Er zijn
bepalingen vastgesteld die betrekking hebben op de wijze waarop
metingen moeten worden verricht en hoe het onderzoek in zijn
algemeenheid moet worden uitgevoerd.
Bijzonder complex is de materie van de integrale milieuzonering
(subpar. 9.3.3). In dergelijke zones worden als het ware de
verschillende vormen van milieuoverlast opgeteld en vertaald naar te
nemen maatregelen zowel aan de bronnen (vooral de inrichtingen), in
de overdrachtssfeer (denk aan geluidswallen), als bij de ontvangers
(bijvoorbeeld isolatie, maar ook afbraak). De materie van de integrale
milieuzonering is nog sterk in ontwikkeling. Er blijkt behoefte aan meer
afwegingsvrijheid bij de vaststelling van de normen die op de
verschillende soorten milieuoverlast betrekking hebben zodat deze beter
op elkaar kunnen worden afgestemd in relatie tot de milieugevoelige
omgeving.
De twee laatste paragrafen handelen over onderzoeksverplichtingen in
de milieuwetgeving. In paragraaf 9.4 gaan we in op de bepalingen in de
Wm en de sectorale wetten die betrekking hebben op het doen van
metingen. Onderscheid moet worden gemaakt tussen de meet- en
registratieverplichtingen die in de Wm en de sectorale milieuwetten zijn
opgenomen (subpar. 9.4.2) en de bepalingen in de sectorale
milieuwetten die betrekking hebben op de mogelijkheid om
verplichtingen op te leggen om te gedogen dat door of vanwege het
bevoegd gezag onderzoek wordt gedaan naar de milieusituatie: de
onderzoeksgedoogplichten (subpar. 9.4.3.).
Hier zal ook worden stilgestaan bij de invoering van een (verplicht)
milieuverslag voor grote bedrijven (subpar. 9.4.4). Daartoe is in 1997
een wetswijziging van de Wm doorgevoerd, neerkomende op het
(gedeeltelijk) invullen van hoofdstuk 12 van die wet. De regeling die in
1999 in werking zal treden zal in eerste instantie betrekking hebben op
ongeveer 300 bedrijven die belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu
kunnen hebben.
Deze beschrijving in dit hoofdstuk tot dan toe betreft het verrichten van
onderzoek in 'normale' omstandigheden. In de laatste paragraaf van dit
hoofdstuk (par. 9.5) behandelen we de maatregelen die getroffen
moeten worden als er zich in inrichtingen ongevallen hebben
voorgedaan. Op deze materie heeft hoofdstuk 17 van de Wm betrekking.
Alhoewel het daar ook maatregelen betreft om erger te voorkomen en
om toekomstige ongelukken uit te sluiten, gaat onze interesse hier -
mede met het oog op dat laatste - vooral uit naar het leveren van
gegevens en het doen van onderzoek. We zien in subparagraaf 9.5.2 dat
ook dit stuk Nederlandse milieuwetgeving de implementatie vormt van
Europees recht (de zgn. Seveso-richtlijn). In subparagraaf 9.5.3 gaan
we achtereenvolgens in op de in dit hoofdstuk opgenomen zorg- en
meldingsplicht voor de exploitant en de onderzoeksplicht voor het
bevoegd gezag.