9.4.1 Inleiding

Adequate informatievoorziening over de toestand van het milieu is onmisbaar bij het voeren van een verantwoord milieubeleid. Een goede gegevensverwerving is essentieel bij het doen van verantwoord onderzoek en daarmee ook voor de beantwoording van de vraag of de voorgeschreven maatregelen worden uitgevoerd, of de getroffen maatregelen succes opleveren en of andere maatregelen noodzakelijk zijn. Onderzoek is dus nodig ter verbetering van de milieukwaliteit en ten behoeve van dat onderzoek is het doen van metingen een noodzakelijke basis voor onderzoek: 'meten is weten' geldt ook in de milieuzorg. Het is belangrijk over juridische instrumenten te beschikken die de meting van de toestand van het milieu in het algemeen en van de emissies van schadelijke stoffen in het bijzonder voorschrijven. In de leerboeken op het terrein van het milieurecht is dit een aspect dat nog wel eens uit het oog wordt verloren. Toch zijn in verschillende wettelijke regelingen bepalingen dienaangaande opgenomen.
In subparagraaf 9.4.2 behandelen we deze bepalingen uit de Wet milieubeheer (A) en de Natuurbeschermingswet (B) waarin soortgelijke bepalingen over natuurverkenningen en natuurbalansen zijn opgenomen als in de Wm (milieuverkenningen en milieubalansen). Ook in de Wet in zake de luchtverontreiniging (C) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (D) zijn dergelijke bepalingen opgenomen. De Wet bodembescherming (E) kent naast dergelijke bepalingen de mogelijkheid tot het geven van een onderzoeksbevel en tot kadastrale registratie van de besluiten die door GS zijn genomen ten aanzien van de bodemsanering.
Ook de bepalingen die betrekking hebben op het gedogen van het gebruik van onroerend goed door de overheid ten behoeve van de uitvoering van milieuonderzoek zijn hierbij van belang. De onderzoeksgedoogplichten worden in subparagraaf 9.4.3 behandeld. We gaan, na een algemene beschouwing over dergelijke plichten (onder A), in op dergelijke bepalingen in een drietal milieuwetten: de Wet inzake de luchtverontreiniging (B), de Wet bodembescherming (C) en de Wet geluidhinder (D). Natuurlijk moet deze wettelijke mogelijkheid tot het opleggen door de overheid van gedoogverplichtingen aan burgers scherp worden onderscheiden van het 'oogje-dicht-knijpen' dat de overheid doet als geen gebruik gemaakt wordt van handhavingsinstrumenten (zie par. 18.6). Bij het opleggen van de in dit hoofdstuk bedoelde gedoogplichten bestaat dan ook in beginsel de mogelijkheid van schadevergoeding, die bij strafrechtelijk gedogen ten enen male ontbreekt.
Het milieuverslag is een middel om van ondernemingen structureel samenhangende informatie te verkrijgen omtrent de milieubelasting die ze veroorzaken en de inspanningen die men zich getroost deze belasting te verminderen. Na veel discussie is in Nederland - in navolging van wat in de VS gangbaar is - in 1997 een wetsvoorstel aangenomen dat aan bepaalde inrichtingen voorschrijft jaarlijks een milieuverslag maken en te publiceren. De regeling is opgenomen in de Wm (hoofdstuk 12) en zal in 1999 in werking treden. Ze geldt in eerste instantie voor een relatief beperkte aantal inrichtingen (zo'n 300) en er wordt onderscheid gemaakt tussen een algemeen publieksverslag en een gedetailleerder overheidsverslag. In subparagraaf 9.4.4 behandelen we de regeling in de Wm omtrent milieuverslaglegging. Na te zijn ingegaan op enkele achtergronden (A) en op de wetshistorie (B) wordt de inhoud van de regeling behandeld (C).