10.4.1 Inleiding
Primaire milieuregels: algemeen verbindende voorschriften
Naast voorschriften die zich tot (andere) overheidsorganen richten zoals
de milieukwaliteitseisen, kennen we in het milieurecht uiteraard
voorschriften die zich rechtstreeks tot de burgers richten. Uiteindelijk is
het in het milieurecht erom te doen, het handelen van burgers te
beïnvloeden. Kenmerkend voor het recht is, dat het voorgeschreven
gedrag desnoods door de overheid dwingend kan worden opgelegd, één
van de redenen waarom de milieurechtelijke voorschriften belangrijke
instrumenten zijn van het milieubeleid.
Bij deze dwingende voorschriften kan onderscheid gemaakt worden
tussen normen met een algemeen en met een bijzonder karakter. Bij de
eerste gaat het om (milieu)regelingen, bij de tweede om
(milieu)beschikkingen. De beschikkingsfiguur is vooral een geschikt
instrument waar het concrete, lokaliseerbare en stationaire bronnen van
milieuoverlast betreft zoals inrichtingen en deze figuur maakt het
mogelijk dergelijke bronnen individueel aan te pakken. Minder geschikt
is de beschikking bij mobiele bronnen; voor die bronnen is vooral het
instrument van de regelgeving aangewezen bij de normstelling ter
bestrijding van milieuhinder. Dit wil overigens niet zeggen dat regels
geen geschikt instrument zouden zijn om hinder van stationaire bronnen
te bestrijden. We zullen hierna zien dat op termijn voor ruim 300 000
inrichtingen (26 categorieën) waarvoor voorheen de vergunningsplicht
ingevolge de Hinderwet (Hw) en de Wm gold, regels de plaats zullen
innemen van de vergunningsplicht. Daarmee zal de regelgeving zich dan
een vaste plaats hebben verworven in het beleid ten aanzien van de
bestrijding van verontreiniging door inrichtingen of andere stationaire
bronnen.
Regels voor mobiele en voor vaste bronnen
Wat de bronnen van milieuhinder betreft, kunnen we dus onderscheid
maken naar regels die betrekking hebben op mobiele bronnen en de
regels voor inrichtingen. Het betreft de regelgeving met betrekking tot
deze laatste groep van bronnen die op basis van de Wm ingrijpend is
geherstructureerd. Deze laatste regels komen hierna in subparagraaf
10.4.2 aan de orde, de andere behandelen we in subparagraaf 10.4.3.
De algemene regels op rijksniveau worden meestal gegoten in de vorm
van amvb's - soms een ministeriële regeling, zie hierna - en worden
gepubliceerd in het Staatsblad. We kunnen onderscheid maken tussen
de algemene regels
in plaats van de vergunning en algemene regels die
naast de vergunning gelden.
Vergunningvervangende algemene regels
Met name de eerstgenoemde - vergunningvervangende - regels, die in
paragraaf 10.4.2 onder A worden behandeld, hebben tot gevolg gehad
dat het aantal milieuvergunningsplichtige inrichtingen aanmerkelijk is
gedaald en nog verder zal dalen. In dat onderdeel gaan we in op de
achtergronden bij de regeling en noemen we de inmiddels vastgestelde
algemene regels. Ook worden enkele bijzondere juridische instrumenten
in dat verband behandeld zoals de mogelijkheid om nadere eisen te
stellen en de verplichte melding aan het bevoegd gezag bij oprichting of
wijziging van inrichtingen die onder deze regels vallen.
Algemene regels naast de vergunning
Ondanks dit belangrijke instrument, bestaat de mogelijkheid om in
bijzondere situaties regels vast te stellen naast de vergunning. Het zal
duidelijk zijn dat de verhouding met de vergunning goed bekeken zal
moeten worden. Om duidelijkheid te scheppen heeft de wetgever alvast
bepaald dat dergelijke regels voorrang hebben boven voorschriften an
de milieuvergunning die daarmee in strijd zouden zijn. Onder B van
deze subparagraaf wordt ingegaan op dergelijke regels, die rechtstreeks
zijn gericht tot de vergunninghouder. Een derde groep algemene regels
behandelen we onder C: de algemene regels voor gesloten
stortplaatsen. De regeling daaromtrent is per 1 april 1998 in werking
getreden en heeft tot doel te verzekeren dat stortplaatsen ook na hun
sluiting (als de vergunning is uitgewerkt) onder de nazorgverplichtingen
blijven vallen. Onder D behandelen we het beleid tot bundeling en
concentratie van de algemene regels zoals dat onder de zogenoemde
'MDW-operatie' vorm begint te krijgen. De nieuwe algemene regels
zouden minder detaillistisch en flexibeler moeten zijn en het aantal
algemene regels zou beperkt moeten worden beperkt. Niettemin zijn er
zo'n 17 nieuwe regelingen te verwachten! Onder E wordt vrij uitvoerig
ingegaan op de toepassing van dit instrument. We zien daarbij dat de
jurisprudentie omtrent diverse algemene regels enkele vragen heeft
beantwoord die een meer algemeen karakter hebben.
Andere rijksmilieuregels
In paragraaf 10.4.3 staan we kort stil bij de andere rijksregels, die hun
grondslag vinden in de milieuwetgeving. Ook hier gaat het niet om het
geven van een opsomming van dergelijke regels - zij zijn zeer talrijk! -
maar om een aanduiding van hun aard en onderlinge verschillen in
karakter, al komen aldus wel de belangrijkste regelingen in beeld.
Onderscheid wordt gemaakt naar emissie-eisen voor stationaire (A) en
mobiele bronnen (B) en voor beide soorten bronnen in de vorm van
lozingen van afvalwater (C), regels voor brandstoffen (D), voor diverse
stoffen en producten (E) en storingen door apparaten (F).
In hoofdstuk 21 Wm (art. 21.6) zijn aanvullende procedurevoorschriften
opgenomen voor de totstandkoming van bepaalde milieu-amvb's en
ministeriële milieuregels. Deze behandelen we in subparagraaf 10.4.4
waar we na een algemene verkenning (A) ingaan op de uitgangspunten
van de regeling (B) en op de procedure (C). De procedurevoorschriften
zijn aanvullend ten opzicht van de algemene normen die daarvoor
gelden op het punt van advisering en publicatie. Belangrijk is de
betrokkenheid van het parlement dat zelfs kan eisen dat een bepaald
onderwerp per formele wet wordt geregeld in welk geval de amvb moet
worden ingetrokken (de zgn. 'voorhangprocedure').
Particuliere milieuregels
De term 'particuliere milieuregels' behoeft enige verklaring. Bij deze, in
paragraaf 10.4.5 behandelde voorschriften, doelen we op voorschriften
die zijn opgesteld buiten overheidsverband, doch die rechtskracht
verkrijgen door dat ernaar verwezen wordt in bijvoorbeeld
vergunningen, maar ook in algemene regels. We bedoelen dan de
zogenaamde NEN-normen, DIN-normen, NVN-normen en CPR-normen.
Het zijn voor het milieurecht belangrijke en veel gehanteerde normen,
die veelal worden opgesteld door particuliere advies- en
onderzoeksinstituten. Doordat er op grote schaal naar wordt verwezen of
dergelijke normen van toepassing worden verklaard, krijgen ze een
functie die vergelijkbaar is met die regels en krijgen ze in elk geval een
publiekrechtelijk karakter. Na te zijn ingegaan op enkele algemene
aspecten (A) worden de belangrijkste normen en de instellingen waar ze
vandaan komen behandeld (B). Belangrijk is in dat verband het aspect
van certificering (C) dat ervoor moet zorgen dat de partijen hun
verantwoordelijkheid nemen en dat de inbreng van deskundigheid bij
het hanteren van de particuliere milieunormen moet garanderen.