11.3.1 Inleiding
De inrichting: een begrip in het milieurecht
De inrichting vormt een centraal begrip in het milieurecht. Het begrip
wordt weliswaar in de Wet milieubeheer (Wm) gedefinieerd, maar ook
andere milieuwetten hanteren de inrichting vaak als aanknopingspunt
voor regulering waarbij wordt aangesloten aan het begrip in de Wm. In
de Wm is het inrichtingsbegrip cruciaal voor de regulering van tal van
vormen van milieubedreigend handelen met stationaire bronnen. Zeker
nu in samenhang met de vergunningenintegratie, sprake is van
integratie van verschillende oude inrichtingsbegrippen in een nieuw
breed begrip, is het van belang dat de regeling goed en duidelijk
aangeeft op welk handelingscomplex het begrip 'inrichting' betrekking
heeft. In deze paragraaf staan we dan ook vrij uitvoerig bij dit begrip
stil. We gaan hierna (subpar. 11.3.2) eerst in op de betekenis van het
inrichtingsbegrip in het milieurecht en de toepasselijkheid daarvan in de
verschillende milieuwetten (A). Vervolgens staan we vrij uitvoerig stil bij
de vraag wat onder het begrip 'inrichting' moet worden verstaan. De
verschillende elementen uit het inrichtingsbegrip van artikel 1.1 van de
Wm worden achtereenvolgens behandeld waarbij vooral aandacht wordt
besteed aan de jurisprudentie (B). Ook komt de vraag naar de grenzen
van de inrichting aan de orde. Zo zullen we zien dat land- en
tuinbouwgronden niet tot de inrichting worden gerekend evenmin als de
start- en landingsbanen van vliegvelden en de doorgaande sporen van
een stationsemplacement (C).
Één of meer inrichtingen
Een stelsel van bedrijfsmatige activiteiten kan als één inrichting worden
beschouwd, maar ook als twee of meer. Wat te doen bijvoorbeeld als
een openbare weg dwars door een bedrijf loopt en hoort de
parkeerplaats er ook bij? Het spreekt vanzelf dat deze in paragraaf
11.3.3 behandelde vraag niet zonder belang is, alleen al als we ons
realiseren dat daaraan de vraag is gekoppeld of één of meer
vergunningen moeten worden aangevraagd. Na in algemene zin in te
gaan op de criteria die de wet kent ter beantwoording van die vraag en
vooral op de samenhang tussen die criteria (A) behandelen we de
diverse deelcriteria elk afzonderlijk. Ook hier wordt de belangrijkste
jurisprudentie ten aanzien van de toepassing van die criteria aan de
orde gesteld waardoor een tamelijk compleet beeld ontstaat van deze
problematiek en hoe in de praktijk oplossingen worden gevonden (B).
Categorieën inrichtingen
In subparagraaf 11.3.4 zullen we kort ingaan op de verschillende
categorieën inrichtingen die op basis van de milieuwetgeving zijn te
onderscheiden. Eerst wordt in algemene zin aandacht besteed aan de
drie bijlagen van het Ivb en de gevolgen voor de bevoegde
bestuursorganen van het voor komen op die bijlagen (A). Daarna
behandelen we enkele toepassingsvragen in de praktijk. Daarbij onder
meer de relatie met de algemene omschrijving van het inrichtingsbegrip
aan de orde, de toepasselijkheid van het Ivb en de problemen
daaromtrent, de problematiek van het bevoegde gezag en de diverse
vragen omtrent het inrichtingsbegrip bij het verwijderen van afvalstoffen
(B).