13.2.1 Inleiding


Breder kader rechtsbescherming
Voor een goed begrip van het huidige recht ten aanzien van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming in milieugeschillen is het van belang de ontwikkelingen op dit punt ten aanzien van de Wm in een breder kader te plaatsen. De wijziging van hoofdstuk 20 over het beroep is immers onderdeel van de herziening van de rechterlijke organisatie zoals die per 1 januari 1994 tot stand is gebracht bij de Wet voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie (Wvhro 1). Deze wet bevatte tevens wijzigingen van de Wet op de Raad van State (Wet RvSt) en van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is te beschouwen als onderdeel ('tweede tranche') van activiteiten in breder kader die betrekking hadden op de invoering van de Awb. Kort gezegd, bevatte de Awb in eerste instantie alleen het materiële algemene bestuursrecht en is bij de wijziging als gevolg van de Wvhro 1 het bestuursrechtelijke procesrecht (de algemene procedure bij de bestuursrechter) in die wet opgenomen onder gelijktijdige wijziging van de Wm. We zullen hierna dus aan die verschillende regelingen aandacht besteden en zullen dat uiteraard doen vanuit het gezichtspunt van de milieuwetgeving. Het is hier niet de plaats om uitvoerig in te gaan op het algemene bestuursrecht. Waar nodig wordt reeds vrij uitvoerig ingegaan op de toepassing van dat recht ten behoeve van milieubesluiten.

Rechterlijke organisatie bestuursgeschillen
In subparagraaf 13.2.2 wordt kort ingegaan op de herziening van de rechterlijke organisatie en in het bijzonder op de nieuwe algemene structuur in de organisatie van de Nederlandse rechtspraak die deze operatie gebracht heeft en waarvan de uitvoering nog niet is voltooid. Uiteraard zullen wij daarbij vooral letten op de gevolgen van de reorganisatie voor de rechtspraak in milieugeschillen. Van belang is dat de twee vroegere rechtsprekende Afdelingen van de Raad van State zijn samengevoegd in de Afdeling bestuursrechtspraak (Ab) die in de meeste milieugeschillen nog altijd de eerste en enige rechterlijke instantie is. Ondanks de bedoeling van integratie zal het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) dat bij ook bepaalde milieugeschillen bevoegd is (zoals bij de uitvoering van de Bestrijdingsmiddelenwet) als hoogste bestuursrechter naast de Ab blijven bestaan. De Awb heeft uniformering gebracht van zowel het materiële bestuursrecht als van het bestuursprocesrecht. In het vorige hoofdstuk hebben we al gezien wat de betekenis van die wet is voor de procedure bij de voorbereiding en vaststelling van milieubesluiten. In dit hoofdstuk zullen (hoofd)doelstellingen van die wet worden geschetst en zal inzicht worden gegeven in de gefaseerde invoering van die wet (gesproken wordt van 'tranches') waarvan per 1 januari 1998 de eerste drie tranches geldend recht vormen. In subparagraaf 13.2.3 staan we onder de kop 'uniformering bestuursprocesrecht' kort stil bij de wijze waarop het bestuursprocesrecht thans wettelijk is geregeld.

Juridisering
In subparagraaf 13.2.4 wordt ten slotte aandacht besteed aan de onmiskenbaar toenemende juridisering in het openbaar bestuur. Er wordt in dit verband gesproken van 'overmatige' juridisering van de verhoudingen tussen bestuur en burgers en tussen burgers en bestuursorganen onderling. Door het kabinet wordt dit verschijnsel - terecht of onterecht? - beschouwd ls en van de grootste vraagstukken van deze tijd. Ook n voorl in het milieurecht is sprake van juridisering, reden waarom we daar op deze plats nadrukkelijk aandacht aan besteden. Er wordt ingegaan op de maatregelen die het kabinet heeft uitgezet om 'overmatige juridisering' te bestrijden.