13.5.1 Inleiding


Aanvullende betekenis burgerlijke rechter
Al heeft de Awb, in samenhang met de Wm 1994 een verruiming geboden van de beroepsmogelijkheden bij de administratieve rechter, daarmee is nog geen sluitend systeem opgebouwd omtrent de rechtsbescherming van de burger tegen de overheid bij de uitvoering van het milieubeleid. In subparagraaf 13.3.2 hebben we gezien dat beroep bij de administratieve rechter alleen openstaat tegen milieubesluiten. Tegen feitelijke handelingen van de overheid waarmee milieuschade wordt veroorzaakt, kan men niet bij de administratieve rechter ageren. Dat is ook niet het geval als er sprake is van beslissingen die geen publiekrechtelijk rechtshandeling zijn, omdat die niet worden opgevat als een besluit waartegen bij de administratieve rechter beroep kan worden ingesteld. Beroep is ook niet mogelijk bij besluiten die in algemene of bijzondere zin van het beroep zijn uitgesloten, zo zagen we in de vorige subparagraaf. Indien aan de algemene eisen voor beroep bij de burgerlijke rechter wordt voldaan, kan in dergelijke gevallen tegen de beslissingen en handelingen de burgerlijke rechter worden ingeroepen.

In welke gevallen bestaan er nog mogelijkheden?
In subparagraaf 13.5.2 behandelen we de mogelijkheden die er nog bestaan bij de burgerlijke rechter naast de hiervoor behandelde beroepsmogelijkheden bij de administratieve rechter. Na te hebben aangegeven welke 'gaten' er nog bestaan in de mogelijkheden van beroep bij de administratieve rechter (onder A) zullen we zien (onder B) dat de burgerlijke rechter voor zichzelf een ruime rechtsmacht claimt waarbij hij zich bevoegd verklaart als de eiser verzoekt om te worden beschermd tegen aantasting van een burgerlijk recht. Dat kan zelfs de schade zijn ten gevolge van beweerdelijk onrechtmatige materiële wetgeving en ook de aantasting van abstracte milieubelangen kan daar onder omstandigheden onder vallen. Slechts als er in dergelijke gevallen een andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bestaat, wordt de eiser in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard (de competentie van de burgerlijke rechter blijft echter in beginsel overeind staan). We zullen (onder C) zien dat naast de invloed van de Awb die per saldo leidde tot meer invloed van de administratieve rechter (vroeger alleen bij 'beschikkingen', thans bij 'besluiten') ook de administratieve rechter zelf werkt aan de uitbreiding van zijn rechtsmacht ten koste van de civiele rechter. Dit zowel via de verruiming van het begrip 'publiekrechtelijke rechtshandeling' als ook door zich competent te achten bij geschillen en schuldvorderingen ten aanzien van overheidsbeslissingen die samenhangen met de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden.

Belangcriterium en groepen belanghebbenden
In subparagraaf 13.5.3 gaan we in op het belangcriterium dat door de burgerlijke rechter wordt gehanteerd en op de mogelijkheden voor natuurlijke personen bij deze rechter. Het moet, zo blijkt daar aan de hand van eerder genoemde jurisprudentie te moeten gaan om eigen, persoonlijke belangen.
Subparagraaf 13.5.4 handelt over de mogelijkheden die groepen belanghebbenden hebben om op te komen bij de burgerlijke rechter tegen milieuschade. Omdat de burgerlijke rechter zich vaak blijkt te oriënteren aan de mogelijkheden van groepen belanghebbenden in het bestuursrecht, wordt daarop (onder A) eerst ingegaan. De burgerlijke rechter blijkt onder invloed van het ruime belanghebbende-begrip in het bestuursrecht in toenemende mate de terughoudende opstelling ten aanzien van het toelaten van groepen belanghebbenden ter verdediging van milieubelangen los te laten en zelfs bereid te zijn tot veroordeling over te gaan in de kosten die een milieu-organisatie (Vogelbescherming) ter behartiging van haar belangen in een concreet geval had gemaakt (onderdeel B). In onderdeel C behandelen we de bepalingen die in 1994 aan het BW zijn toegevoegd met de bedoeling om bepaalde rechtspersonen de bevoegdheid te bieden om ter bescherming van de belangen van andere organisaties een rechtsvordering in te stellen. Daarbij was het nadrukkelijk ook de bedoeling van de regering om de jurisprudentiële ontwikkeling ten aanzien van de bescherming van milieubelangen door milieuorganisaties vast te leggen. Maar of deze opzet geslaagd mag heten in die zin dat dergelijke organisaties daardoor meer mogelijkheden hebben valt te betwijfelen.