14.4.1 Inleiding
In deze paragraaf behandelen we drie vormen van milieusubsidiëring in
ruime zin opgevat overeenkomstig de Awb: de subsidies (in enge zin)
aan particulieren en maatschappelijke organisaties, de bijdragen aan
overheden en de fiscale faciliteiten ter bescherming van het milieu. Ook
wordt ingegaan op de regeling in de Wm ten aanzien van keuringen,
statiegelden en retourpremies. Bij overheidsvergoedingen voor
keuringen is sprake van subsidiëring evenals in de gevallen waar de
overheid retourpremies betaalt. Bij de statiegeldregelingen is dat niet
het geval aangezien de consumenten deze gelden (bij aankoop) zelf
betalen, wat ook het geval kan zijn bij bepaalde retourpremies.
Allereerst gaan we (in subpar. 14.4.2) in algemene zin in op de regeling
omtrent subsidies in de Awb en de Wm en de verhouding tussen deze
beide regelingen. Daar zal blijken dat in de Awb het begrip subsidies
ruim wordt gedefinieerd, zij het dat de regeling omtrent subsidies niet
van toepassing wordt verklaard op financiële bijdragen aan overheden
en op fiscale faciliteiten en premies volksverzekeringen. De Wm echter
bepaalt vervolgens (in artikel 15.12) dat de wettelijke bepalingen in de
Awb omtrent subsidies weer wél gelden ten aanzien van financiële
milieubijdragen aan overheden. In artikel 15.13 Wm is de wettelijke
grondslag opgenomen voor het vaststellen van regelingen ten behoeve
van het verlenen van subsidies aan particulieren, maatschappelijke
organisaties en overheden. De beide andere artikelen van titel 15.3 Wm
over milieusubsidies vullen de algemene regeling van de Awb aan en
hebben betrekking op het vorderen van inlichtingen (15.14) en de
aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren en hun taken (art. 15.15).
In subparagraaf 14.4.3 behandelen we de milieusubsidies aan
particulieren en maatschappelijke organisaties (subsidies in enge zin).
Na te zijn ingegaan op het karakter van de regeling die op dergelijke
subsidies betrekking hebben (bevordering milieuvriendelijk gedrag via
positieve financiële prikkels, onder A), passeren de verschillende soorten
subsidies de revue (onder B). Afzonderlijk wordt ingegaan op een drietal
subsidiebesluiten die betrekking hebben op milieusubsidies aan
maatschappelijke organisaties. Omdat subsidiëring van de Stichting
Advisering Bestuursrechtspraak Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB)
van belang is voor de bijdrage van deze stichting aan de ontwikkeling
van het milieurecht, komt de regeling daarvan kort onder C in deze
subparagraaf aan de orde.
Van groot belang voor de ontwikkeling van het milieurecht is de regeling
omtrent de subsidies aan overheidsorganisaties ter behartiging van hun
publiekrechtelijke taken op het terrein van de milieuzorg (subpar.
14.4.4). We spreken daarbij van 'bijdragen' om deze vorm van
subsidiëring te onderscheiden van het verlenen van financiële middelen
aan particulieren en hun maatschappelijke organisaties. Hier wordt
stilgestaan bij de bijdragen die de decentrale overheden van het Rijk
ontvangen voor het voeren van een milieubeleid. De inkomsten van de
decentrale overheden voor hun milieubeleid bestaan immers, zo zagen
we ook in de vorige paragraaf over heffingen, nog steeds in
overwegende mate uit van het Rijk te ontvangen bijdragen uit de
algemene middelen. De bepalingen hierover zijn opgenomen in het in
april 1990 vastgestelde Bijdragenbesluit openbare lichamen
milieubeheer (bij gelegenheid van de inwerkingtreding van de derde
tranche Awb per 1 januari 1998 omgedoopt in Subsidiebesluit openbare
lichamen milieubeheer. Eerst gaan we in op de grondslag en de
hoofdlijnen van dat besluit (onder A) en vervolgens op de belangrijkste
onderdelen: de mogelijkheid om incidentele bijdragen toe te kennen
(onder B) en de eenmalige en spoedeisende bijdragen die voor één jaar
kunnen worden verleend (onder C). De betekenis van dit besluit voor de
decentrale overheden is vanaf 1 januari 1998 aanmerkelijk afgenomen
nu vanaf die datum de bijdragen aan de gemeenten en provincies voor
milieubeleid zijn komen te vervallen en overgeheveld zijn naar het
Gemeente- en het Provinciefonds. Aan de overgebleven onderdelen van
deze regeling besteden we niettemin de nodige aandacht.
In subparagraaf 14.4.5 wordt ingegaan op de mogelijkheden die de Wm
biedt om via keuringen, statiegeld en retourpremies te prikkelen tot
milieubewust gedrag. De Wm biedt de regering de mogelijkheid om deze
materie via amvb's te regelen. De bepalingen die betrekking hebben op
vergoedingen voor milieukeuringen wordt hier besproken (onder A)
alsook de - nog nauwelijks toegepaste, onder B te behandelen -
bepalingen waarbij verplichtingen kunnen worden opgelegd tot het
heffen van (in de prijs van product of verpakking verdisconteerd)
statiegeld en (niet in de prijs opgenomen) retourpremies (onder B).
Na de behandeling van deze mogelijkheden van financiële prikkels voor
milieubewust gedrag, besteden we aan het einde van dit hoofdstuk
aandacht aan een instrument dat de omgekeerde weg volgt: het belonen
van milieuvriendelijk gedrag niet via subsidies maar via het verminderen
van heffingen: belastingvermindering. Dat ook dit een interessant
instrument kan zijn in een land waar meer dan de helft van de nationale
inkomsten door de Staat wordt herverdeeld, behoeft nauwelijks betoog.
Ondanks het feit dat dit instrument al in de Natuurschoonwet van 1928
werd gehanteerd (zie onder A) is het pas in de loop van de jaren
negentig echt voor het milieubeleid ontdekt. De Wet Vervroegde
afschrijving milieu-investeringen (Wet Vamil, onder B te behandelen) en
de Regeling energie-investeringsaftrek (EIA-regeling, onder C) zijn
toepassingen van deze instrumenten. Daarbij kunnen de kosten van
bepaalde aanschaffingen (milieu- resp. energievriendelijke goederen en
producten) versneld worden afgeschreven en in mindering kunnen
worden gebracht op het bedrijfsresultaat waardoor men voor (extra)
vermindering van inkomsten- of vennootschapsbelasting in aanmerking
komt. Onder D worden nog andere fiscale instrumenten ter bevordering
van milieubewust gedrag besproken zoals de bevordering van groen
beleggen ('groenprojecten') en de fiscale voorzieningen bij
bodemsanering.