15 Bestuursrechtelijke
schade vergoeding
15.1 Inleiding op hoofdstuk 15
Wat de schade in het milieurecht betreft, kan onderscheid worden
gemaakt tussen schade als gevolg van milieubelastende activiteiten en
schade door handelingen die juist verricht worden ter voorkoming of
beperking van negatieve gevolgen voor het milieu. In dit hoofdstuk over
schadevergoeding, zullen we het - op enkele uitzonderingen in de vorm
van milieufondsen na - hebben over deze tweede vorm van
schadevergoeding. In dit hoofdstuk hebben we het over de
vermogensschade, meestal in de vorm van financieel nadeel, die het
gevolg is van het feit dat bepaalde activiteiten achterwege moeten
blijven of juist moeten worden verricht ter voorkoming of beperking van
milieuschade. In de vorige hoofdstukken hebben we gezien dat het vaak
de overheid is die via normstelling of anderszins gedrag zodanig beoogt
te beïnvloeden dat milieuschade voorkomen of beperkt wordt: de
overheid als hoedster van het milieubelang. Op de vergoeding van de
schade voor de burgers die daarvan het gevolg kan zijn heeft dit
hoofdstuk betrekking.
In dat verband is het noodzakelijk hier stil te staan bij het begrip
'bestuursrechtelijke schadevergoeding'. Onder bestuursrechtelijke
schadevergoeding verstaan we de vergoeding van schade die gevraagd
kan worden bij het bestuur. De claims die burgers ten opzichte van
elkaar hebben in verband met maatregelen ter voorkoming of beperking
van milieuschade zullen we in het volgende hoofdstuk bespreken. Ook
niet alle schadevergoedingsmogelijkheden bij bestuurlijke maatregelen
ter voorkoming van milieuschade behandelen we in dit hoofdstuk;
slechts de mogelijkheden bij publiekrechtelijke bestuurshandelingen. Zo
gaan we niet in op schade die het gevolg is van feitelijke maatregelen
(denk aan het weghalen van milieubedreigende installaties) en ook niet
op schade die het gevolg is van privaatrechtelijke rechtshandelingen ter
bescherming van het milieu (denk aan schade als gevolg van bepaalde
milieubeschermingsovereenkomsten met het bedrijfsleven). De eerste
vorm van schadevergoeding (als gevolg van feitelijke maatregelen)
komt in het volgende hoofdstuk bij de (civielrechtelijke)
aansprakelijkheid aan de orde en de tweede vorm (als gevolg van
privaatrechtelijke rechtshandelingen) in hoofdstuk 17 over afspraken in
het milieurecht. Ook de mogelijkheid tot vergoeding van de persoonlijke
schade die samenvalt met de milieuschade komt - op een uitzondering
na - in het volgende hoofdstuk aan bod.
Het onderwerp van dit hoofdstuk betreft dus maar een klein facet van
het gehele schadevergoedingsrecht. Het is niettemin voor de
milieubescherming een zeer belangrijk facet, doordat het de vergoeding
betreft wegens maatregelen die vooruitlopen op milieuschade en als het
ware een 'voorrecht' toekennen op schadevergoeding in verband met de
algemene milieuzorg. In algemene zin betreft het hier de mogelijkheid
van schadevergoeding bij bepaalde publiekrechtelijke rechtshandelingen
door het bestuur die dienen ter voorkoming of beperking van
milieuschade.
In dat verband gaan we als eerste (in par. 15.2) in op de regeling in titel
15.4 van de Wet milieubeheer (Wm) die bepalingen bevat over
vergoeding van 'kosten en schade' die het gevolg zijn van bepaalde
beschikkingen of regelingen die zijn vastgesteld ter uitvoering van de
milieuwetgeving. De regeling ziet dus op meer dan alleen het vergoeden
van schade: ze betreft ook de vergoeding van 'kosten' in verband met
milieubeschermende voorzieningen die bijvoorbeeld in de voorschriften
bij de milieuvergunning worden geëist. Als we in dit hoofdstuk spreken
over 'schadevergoeding' doelen we ook op deze wettelijke mogelijkheid
tot kostenvergoeding. De Wm omschrijft tamelijk nauwkeurig bij welke
beschikkingen of regelingen schadevergoedingsmogelijkheden bestaan.
Dat roept de vraag op of ook nog bij andere publiekrechtelijke
rechtshandelingen in het milieurecht dan de in deze wet bedoelde
beschikkingen en regelingen schadevergoedingsmogelijkheden bestaan.
Na in subparagraaf 15.2.2 te zijn ingegaan op de achtergronden van de
regeling wordt vrij uitgebreid stilgestaan bij de criteria voor de
toepassing (subpar. 15.2.3) die opgenomen zijn in de per 1 januari 1998
vernieuwde Schadevergoedingscirculaire. In de volgende onderdelen van
deze paragraaf worden de bestuursbesluiten op een rij gezet waarvoor
de mogelijkheid tot schadevergoeding bestaat (subpar. 15.2.4), gaan we
in op de vraag welke bestuursorgaan op dergelijke verzoeken dient te
beslissen (subpar. 15.2.5) en op de onvermijdelijke behoefte aan
rechtsbescherming en de mogelijkheden op dit punt tegen deze
besluiten (subpar. 15.2.6).
Nadat we in paragraaf 15.2 op de bestuursrechtelijke
schadevergoedingsmogelijkheden in de Wm zijn ingegaan, wordt in
paragraaf 15.3 de vraag naar andere bestuursrechtelijke
schadevergoedingsmogelijkheden in het milieurecht gesteld. In
subparagraaf 15.3.2 worden enkele soortgelijke bepalingen in andere
wetten op het terrein van de milieu- en natuurbescherming behandeld
waarin overigens vergelijkbare criteria worden gehanteerd als in de Wm.
In de eerste plaats kijken we dan naar andere milieuwetten die de
mogelijkheid kennen van bestuursrechtelijke schadevergoeding. Het zal
niet verwonderen dat een dergelijke mogelijkheid in de Wet
verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is opgenomen. Zou deze
regeling geïntegreerd zijn in de Wm dan zou de 'algemene' regeling van
de Wm ook voor schade die het gevolg zou zijn van besluiten ter
voorkoming van oppervlaktewaterverontreiniging van toepassing zijn.
Nu dat niet het geval is, blijft een 'eigen' schadevergoedingsregeling
noodzakelijk. Echter ook in natuurbeschermingswetten treffen we deze
mogelijkheid van schadevergoeding aan. Ook buiten de wettelijke
regelingen bestaan er bestuursrechtelijke mogelijkheden tot vergoeding
van schade die het gevolg is van overheidsingrijpen in het belang van de
bescherming van het milieu. Bij de niet-wettelijk geregelde gevallen
gaat het om de mogelijkheid tot toekenning van schadevergoeding door
bestuur of rechter als een vorm van bestuurscompensatie in samenhang
met het oorspronkelijke besluit. Nadat in subparagraaf 15.3.3 in
algemene zin op deze problematiek is ingegaan worden een tweetal
mogelijkheden behandeld: de schadevergoeding als onderdeel van het
bestuursbesluit, ook wel 'onzelfstandige' schadebesluiten genoemd en
het 'losse' besluit als reactie op een zelfstandig verzoek tot
schadevergoeding, ook wel het 'zelfstandige' schadebesluit genoemd. In
subparagraaf 15.3.4 komt de mogelijkheid aan de orde om bij de
bestuursrechter schadevergoeding te vragen bij vernietiging van een
besluit. Dat laatste betreft strikt genomen geen geval van
bestuurscompensatie, of het zou moeten zijn voor de situatie waarin het
besluit heeft gewerkt.
Een van de hierboven bedoelde uitzonderingen op de behandeling van
de bestuursrechtelijke schadevergoeding als vorm van
nadeelcompensatie betreft de regeling in de Wm van het Fonds
Luchtverontreiniging. Dit fonds heeft betrekking op schade die het
gevolg is van plotseling optredende luchtverontreiniging. Ook voor deze
soort van schade bevat de Wm een regeling. Op de regeling van het
Fonds Luchtverontreiniging in de Wm gaan we in paragraaf 15.4 in. Na
te zijn ingegaan op de uitgangspunten van de regeling (subpar. 15.4.2)
waarbij de vraag aan de orde komt wanneer aanspraak kan worden
gemaakt op het fonds en in welke mate, behandelen we enkele
organisatorische aspecten (subpar. 15.4.3) en wordt ingegaan op de
toepassing van de regeling (subpar. 15.4.4). Daarbij beantwoorden we
onder meer de vraag naar de inkomsten van het fonds en de betekenis
in de praktijk. Het onderwerp wordt afgesloten met de behandeling van
de resultaten van een uitgevoerde evaluatie over de werking van het
fonds (subpar. 15.4.5).
In de slotparagraaf van dit hoofdstuk besteden we aandacht aan andere
in Nederland en op internationaal niveau bestaande milieufondsen. Dat
het een populair instrument betreft, blijkt uit het feit dat er inmiddels
diverse milieufondsen zijn opgericht, waarvan de enkele overigens op
particulier initiatief. Het betreft voor de Nederlandse situatie (subpar.
15.5.2) met name fondsen ter bestrijding van olieverontreiniging op zee,
voor bodemsanering bij tankstations (SUBAT), voor de bekostiging van
de nazorg van stortplaatsen en voor natuurontwikkeling (Groenfonds).
In subparagraaf 15.5.3 worden enkele belangrijke buitenlandse en
internationale milieufondsen behandeld zoals het Super Fund in de VS
en de internationale fondsen voor olieverontreiniging op zee. We
behandelen aan het einde van dit hoofdstuk (subpar. 15.5.4) de vraag of
er in Nederland in navolging van de VS een algemeen milieufonds zou
moeten komen waaruit onder meer uitkeringen worden gedaan ter
bestrijding van de kosten van schadevergoeding bij milieumaatregelen.
Na enige activiteit in het begin van de jaren negentig, lijkt het thans
weer stil aan dit front.