18.5.1 Inleiding

Nadat we in de vorige paragrafen de aandacht vooral gericht hebben op de materiële bepalingen omtrent de bestuursrechtelijke handhaving, komen thans enkele procedurele aspecten aan de orde. Daartoe rekenen we ook de rechtsbescherming (bezwaar- en beroepsprocedure) tegen handhavingsbesluiten.

Verzoek door derden om handhaving
We starten (subpar. 18.5.2. onder A) met de behandeling van de mogelijkheid die de Wm wel en de Awb niet biedt voor ieder om het bestuur te vragen bestuurlijke dwangmiddelen toe te passen (art. 18.14 Wm). Deze bepaling is in 1993 in de Wm opgenomen en kwam in de oudere milieuwetten niet voor. Omdat in subparagraaf 18.4.2, onder B reeds de inhoudelijke kanten van die regeling aan de orde zijn gesteld, gaan we hier vooral in op de procedurele. Dat betreft met name de termijn van vier weken waarbinnen het bestuur moet reageren en de vorm van de reactie die een beschikking dient in te houden, die als het verzoek gehonoreerd wordt gekoppeld dient te worden aan de beschikking tot toepassing van een van de drie bestuurlijke handhavingsmiddelen (B). Kort wordt stilgestaan bij de beleidsruimte die het bestuur in dergelijke gevallen heeft (C).

Procedure bij toepassing handhavingsinstrumenten
In subparagraaf 18.5.3 behandelen we het procedurerecht dat betrekking heeft op toepassing door het bestuur van de in de vorige paragraaf besproken handhavingsmiddelen. Als er geen bijzondere voorzieningen door het bestuur op dit punt worden gebruikt, gelden de minimum-eisen uit de Awb voor beschikkingen (A). Dit komt neer op de toepassing van bepalingen ten aanzien van een zorgvuldige voorbereiding en motivering en op het horen - behoudens uitzonderingen - van de overtreder. De mogelijkheid bestaat echter ook dat het bestuur besluit de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb of de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.5 Awb van toepassing te verklaren (B). In dat geval - en zeker in het laatste - gelden zwaardere procedurele eisen. Bij de toepassing van afdeling 3.5 (par. 3.5.6) Awb staat daar tegenover dat de bezwaarschriftenprocedure kan worden overgeslagen. Uit de jurisprudentie is gebleken dat deze procedure niet kan worden toegepast bij de oplegging van bestuurlijke sancties op verzoek van derden. Doet de minister een verzoek tot oplegging van een van deze sancties (ten aanzien van inrichtingen voor gevaarlijke afvalstoffen) dan kan hij daarbij een termijn stellen waarbinnen aan zijn verzoek moet zijn voldaan (C).

Inwerkingtreding handhavingsbesluit
De inwerkingtreding van bestuurlijke handhavingsbesluiten (subpar. 18.5.4) is een onderwerp dat de afgelopen jaren de gemoederen nogal heeft bezig gehouden. Bij de inwerkingtreding van de derde tranche Awb per 1 januari 1998 is daaraan naar verwachting een einde gekomen: de algemene regeling van de Awb geldt nu ook voor bestuursdwang- en dwangsombeschikkingen. Dat houdt in dat deze beschikkingen bij hun bekendmaking in werking treden. De regeling van het terstond in werking laten treden is dan ook niet meer relevant voor deze besluiten. Voor het intrekken van de vergunning of ontheffing als sanctie geldt intussen nog wel de oude regeling van de 'uitgestelde inwerkingtreding'. Dat wil zeggen dat deze besluiten in principe pas na afloop van de bezwaar- of beroepstermijn in werking treden en dat door het bestuur kan worden bepaald dat deze in bepaalde gevallen terstond in werking treden.

Intrekking handhavingsbesluit
Er bestaat in de literatuur geen eenstemmigheid over de vraag of een bestuursbesluit ook zonder wettelijke grondslag kan worden ingetrokken. Algemeen is men echter van mening dat dit wel kan ten aanzien van belastende beschikkingen zoals handhavingsbesluiten, als tenminste de belangen van derden daardoor niet geschaad worden (subpar. 18.5.5). De bestuursrechter heeft onomwonden te kennen gegeven dat een dergelijke intrekking in beginsel mogelijk is. Ten aanzien van de intrekking van dwangsombesluiten kent de Awb een regeling, als men de regeling art artikel 5:34 Awb tot opheffing van de last als zodanig wil opvatten.

Rechtsbescherming tegen handhavingsbesluiten
Tamelijk uitvoerig staan we in deze paragraaf stil bij de rechtsbescherming tegen handhavingsbesluiten (subpar. 18.5.6). Na een algemene beschouwing over de aard van de handhavingsbesluiten en over de vraag wanneer al dan niet van een besluit kan worden gesproken (A), worden eerst de procedurele aspecten van het beroep bij een ambtshalve handhavingsbesluit behandeld (B) en daarna de rechtsbeschermingsmogelijkheden voor handhavingsbesluiten op verzoek van derden (C). De regeling is bij de derde tranche van de Awb in zoverre vereenvoudigd en geüniformeerd dat nu in de Wm (art. 20.1) is bepaald dat beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak zonder eerst naar de rechtbank te moeten. De ingewikkelde constructie van de bestuursrechter om datzelfde te bereiken is nu niet meer nodig. Wordt de procedure van paragraaf 3.5.6 Awb toegepast, dan kan ook de bezwaarschriftenprocedure worden overgeslagen. Die toepassing kan zoals gezegd, niet bij handhavingsbesluiten op verzoek, zodat dan als men in beroep wil komen eerst een bezwaarschrift zal moeten worden ingediend.