18.6.1 Inleiding
Impliciet en expliciet gedogen
De belangstelling voor de handhaving van het milieurecht dateert
eigenlijk pas vanaf het midden van de jaren tachtig. Om diverse redenen
bleef en blijft de bestuurlijke handhaving van de milieuvoorschriften
geheel of gedeeltelijk achterwege. Daaraan zijn gebrek aan personele en
financiële middelen, onduidelijke voorschriften of bevoegdheden, vrees
voor onvoorziene consequenties maar ook een onvoldoende
prioriteitsstelling van het milieubelang en gebrekkige samenwerking
tussen diverse handhavende instanties debet. Als dat min of meer
bewust gebeurt, in de wetenschap dus dat illegale situaties door
bestuurlijke instanties niet worden aangepakt, is sprake van bestuurlijk
gedogen. Onder bestuurlijk gedogen verstaan we hier het niet optreden
tegen de overtreding van milieurechtelijke voorschriften door
bestuursorganen die daartoe wel juridische bevoegd en feitelijk in staat
zijn. Bij stilzwijgend gedogen laat het bestuur de handhaving
eenvoudigweg achterwege zonder daartoe een besluit te nemen.
Daarnaast staat het expliciet of ook wel genoemd gekwalificeerd
gedogen dat plaatsvindt op basis van een (schriftelijk) besluit van het
bestuur. Aan het begin van de jaren negentig won het besef veld dat dit
gedogen, dat op grote schaal werd geconstateerd, een aantasting van
onze rechtsstaat betekende, omdat regels en wetten ongestraft werden
overtreden en inspraakrechten van belanghebbenden gefrustreerd.
Beleidslijnen voor gedogen
We zullen in deze paragraaf ingaan op het gedogen op het terrein van
het milieurecht. Eerst worden (in subpar. 18.6.2) de beleidslijnen voor
gedogen beschreven en de daarbij geldende achtergronden geschetst
zoals die op rijksniveau zijn ontwikkeld en vervolgens door de decentrale
overheden zijn overgenomen. Door de minister van Justitie zijn in 1996
algemene richtlijnen vastgesteld voor het gedogen van overtredingen
(A). Maar al eerder werden in het milieubeleid soortgelijke criteria
gehanteerd (B) in feite heeft dit gedoogbeleid model gestaan voor de
ontwikkeling van een algemeen, landelijk beleid.
Het gedoogbeleid van de rechter
Van belang is natuurlijk of de rechter zich iets gelegen laat liggen aan
deze bestuurlijke uitgangspunten. In subparagraaf 18.6.3 behandelen
we de belangrijkste tendensen die uit de gedoogjurisprudentie van de
bestuursrechter zijn op te maken. Daaruit blijkt dat deze wel degelijk
volgens de bestuurlijke lijnen werkt, zij het dat hij zich de vrijheid
voorhoudt om deze te nuanceren en te verfijnen, iets dat we in het
milieurecht veelvuldig aantreffen en dat ook nadrukkelijk tot de
rechterlijke taak behoort (A). Op de criteria die betrekking hebben op
overmachtssituaties (B) en overgangssituaties © gaan we afzonderlijk in
en ook wordt aandacht besteed aan de wijze van gedogen die we in de
jurisprudentie tegenkomen (D). Daarbij blijkt dat de rechter door de
vaak verhullende juridische constructies heenkijkt als hij bijvoorbeeld
constateert dat een erg lange of onduidelijke hersteltermijn bij
handhavingsbesluiten neerkomt op gedogen.
Rechtsbescherming tegen gedogen
We staan (in subpar. 18.6.4) afzonderlijk stil bij de rechtsbescherming
tegen gedogen. De vraag of sprake is van een besluit in de zin van de
Awb staat daarbij voorop (A). Overigens betreft het volgens de rechter
inderdaad meestal zo'n besluit. Het afzien van gedogen is dat doorgaans
niet. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft tot nog toe competent
geacht het beroep tegen dergelijke besluiten in het milieurecht te
ontvangen. Onduidelijk is of de uitgebreide openbare
voorbereidingsprocedure van de Awb op gedoogbesluiten kan worden
toegepast. Wij menen van wel, doch vragen ons af of dan niet beter in
vóórkomende gevallen een echte vergunning verleend kan worden (B).
Bestuurlijk gedogen en het strafrecht
In de laatste subparagraaf (18.6.5) besteden we kort aandacht aan de
verhouding van bestuurlijk gedogen en de toepassing van
strafrechtelijke dwangmiddelen en in het bijzonder aan de positie
daarbij van het OM. Uit de jurisprudentie dringt zich het beeld op van
twee afzonderlijke sporen die zich soms kruisen. In de
uitvoeringspraktijk tracht men via bestuursovereenkomsten en andere
afspraken tot vroege afstemming te komen opdat de handhaving beter
spoort met de doelstellingen.