19.2.1 Inleiding

In deze paragraaf bespreken we het instrumentarium dat ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van het milieurecht in onze wetgeving is opgenomen. Zoals we zullen zien kan het milieustrafrecht worden onderverdeeld in een commuunstrafrechtelijk gedeelte en een economisch-strafrechtelijk gedeelte. Hierop wordt respectievelijk in de subparagrafen 19.2.3 en 19.2.4 uitvoerig ingegaan. We beperken ons in deze paragraaf tot het materiële milieustrafrecht; strafvorderlijke aspecten van het milieustrafrecht komen aan de orde in paragraaf 19.6.
Alvorens we toekomen aan de behandeling van de specifieke aspecten van het milieustrafrecht, geven we eerst een kort overzicht van enkele belangrijke onderdelen van het algemene materiële strafrecht. Dit als opfrisser bedoelde overzicht, dat met name is bedoeld voor personen die niet dagelijks met het strafrecht in aanraking komen, vinden we in subparagraaf 19.2.2. Daar wordt (onder A) onder meer ingegaan op de bronnen van het materiële strafrecht en op een tweetal (ook voor het milieustrafrecht relevante) indelingen van delicten. In de andere onderdelen van deze subparagraaf komen (onder B) de voorwaarden voor bestraffing en (onder C) de verschillende strafuitsluitingsgronden aan de orde.
In subparagraaf 19.2.3 behandelen we zoals gezegd het commune milieustrafrecht, anders gezegd het milieustrafrecht dat we vinden in het algemene Wetboek van Strafrecht (Sr). Onder A geven we algemeen een overzicht van de verschillende voor het milieustrafrecht relevante strafbepalingen uit dat wetboek. We gaan in deze subparagraaf tevens in rechtsgoed of rechtsbelang dat door de strafbaarstellingen uit dit wetboek wordt beschermd.
Meer uitgebreid gaan we vervolgens (onder B) in op de artikelen 173a en 173b Sr, een tweetal strafbepalingen dat in 1989 met het oog op de bestrijding van de zware milieucriminaliteit in het wetboek is opgenomen. Van deze bepalingen bespreken we onder meer de voorwaarden voor toepassing.
Tenslotte gaan we in deze subparagraaf (onder C) in op de straffen en maatregelen die door de strafrechter bij overtreding van de bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht kunnen worden opgelegd. Na een korte uitleg over het verschil tussen straffen en maatregelen gaan we uitvoerig in op de afzonderlijke sancties in deze categorieën. Vanwege het belang voor onder meer de milieustrafrechtelijke praktijk van de buitengerechtelijke afdoening van (milieu)delicten.
De slotparagraaf van dit hoofdstuk (19.2.4) betreft het bijzondere milieustrafrecht, dat voornamelijk is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Het ligt dan ook voor de hand dat we (onder A) uitvoerig ingaan deze wet en haar systematiek. Voor het milieustrafrecht is daarbij met name artikel 1a Wed van belang nu in deze bepaling sinds 1994 alle milieudelicten zijn opgenomen. Net als bij het commune milieustrafrecht besteden we aandacht aan het door de strafbaarstelling via artikel 1a Wed beschermde rechtsgoed.
Vanwege de bijzonderheden in de wijze van strafbaarstelling via het systeem van artikel 1a Wed gaan we (onder B) op dit aspect in. We bespreken daarbij onder meer de gelede normstelling die voor het bijzondere milieustrafrecht zo karakteristiek is. Voorts komt aan de orde op welke wijze wettelijk voorwaarden voor strafbaarheid of juist voor straffeloosheid in de verschillende strafbepalingen zijn opgenomen. Het verschil in wetgevingstechniek op dit punt is van belang voor de vraag wie bepaalde feiten/stellingen dient te bewijzen.
Het laatste gedeelte van deze subparagraaf (onder C) behandelt de straffen en maatregelen die op grond van de Wed kunnen worden opgelegd door de rechter. Ook hier gaan we in op de afzonderlijke straffen en maatregelen, waarvan sommige specifiek zijn toegesneden voor toepassing in het economische (bedrijfs)leven. Tot slot besteden we in deze subparagraaf aandacht aan de in artikel 9a Sr opgenomen mogelijkheid voor de rechter om een verdachte schuldig te verklaren zonder over te gaan tot oplegging van een sanctie.