19.3.1 Inleiding
Het belangrijkste kenmerk van het milieustrafrecht is wat wel de
administratieve afhankelijkheid van het milieustrafrecht wordt genoemd.
Kort gezegd wordt daarmee bedoeld dat de materiële normstelling in het
milieustrafrecht afhankelijk is van de normen zoals die in het
bestuursrechtelijke milieurecht zijn ontwikkeld. Deze administratieve
afhankelijkheid is het onderwerp van deze derde paragraaf van
hoofdstuk 19.
In paragraaf 19.3.2 gaan we in op enkele specifieke aspecten van de
administratieve afhankelijkheid. Daartoe beginnen we (onder A) we met
een korte begripsbepaling, waarbij we onder meer ingaan op welke wijze
de administratieve afhankelijkheid in ons milieustrafrecht tot stand
komt.
In deze subparagraaf bespreken we vervolgens (onder B) de belangrijke
vraag of de strafrechter bij de toepassing en interpretatie van wetten of
wettelijke begrippen gebonden is aan de opvattingen van de
bestuursrechter daaromtrent.
Onder C gaan we in deze subparagraaf tenslotte in op de vraag of de
strafrechter uit dient te gaan van de formele rechtskracht van
beschikkingen van het bestuur of dat hij deze zelfstandig op hun
rechtmatigheid dient te toetsen. We gaan daarbij tevens in op de vraag
of het feit dat de bestuursrechter zich al over de rechtmatigheid van de
beschikking heeft uitgelaten voor deze kwestie al of niet van bijzonder
belang is.
In paragraaf 3.3 van dit hoofdstuk bespreken we de consequenties van
het gedogen van overtredingen van milieuregelgeving door het bestuur.
Nu we gezien hebben dat het bestuur onder omstandigheden in feite de
materiële norm bepaalt, is wellicht te verwachten dat het gedogen door
datzelfde bestuur op de strafbaarheid van overtreding van die norm van
invloed is. Na een korte introductie (onder A) behandelen in deze
paragraaf achtereenvolgens de vervolgingsperikelen in gedoogsituaties
(onder B) en de vraag of het gedogen invloed heeft op de strafbaarheid
van feit en dader en/of op de strafmaat (onder C).