19.5.1 Inleiding
In de vorige paragrafen van hoofdstuk 19 hebben we ons voornamelijk
bezig gehouden met het materiële milieustrafrecht. In deze
subparagraaf maken we een begin met het formele strafrecht en wel
met de opsporing en vervolging van milieudelicten. Hierop gaan we
respectievelijk in subparagrafen 19.5.3 en 19.5.4 nader in.
Evenals we in paragraaf 19.2 hebben gedaan ten aanzien van het
materiële strafrecht, beginnen we (in subparagraaf 19.5.2) met een kort
overzicht van enkele belangrijke onderdelen van het algemene formele
strafrecht (ook wel strafprocesrecht). In dit overzicht gaan we in
algemene bewoordingen in op de opsporing, de vervolging, de
berechting en de executie of tenuitvoerlegging van straffen.
In subparagraaf 19.5.3 komen we toe aan de opsporing van
milieudelicten. We beginnen in onderdeel A van deze subparagraaf met
een overzicht van de organisatie van de opsporing van milieudelicten.
We behandelen daarbij de verschillende personen en instanties die met
de opsporing zijn belast, zoals de officier van justitie, de politie en de
buitengewone opsporingsambtenaren, en besteden we aandacht aan de
verschillende vormen van samenwerking die daarbij bestaat. In
onderdeel B gaan we dieper in op de bevoegdheden die de genoemde
personen en instanties ten dienste staan bij de uitvoering van hun
opsporingstaak. Aangezien de meeste milieudelicten onder de werking
van de Wed zijn gebracht besteden we extra aandacht aan de in deze
wet opgenomen opsporingsbevoegdheden. In onderdeel C bespreken we
- vanwege de verwantschap tussen deze twee handhavingsinstrumenten
- (kort) de relatie tussen de (strafrechtelijke) opsporing en het
(bestuursrechtelijke) toezicht.
In subparagraaf 19.5.4 komt de vervolging van milieudelicten aan bod.
We beginnen deze subparagraaf (onder A) met een indeling in
categorieën van de milieudelicten. Deze indeling speelt een rol bij het
vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie dat onder B aan de orde
komt. Een belangrijke rol bij de strafrechtelijke aanpak van milieu-overtredingen is de buitengerechtelijke afdoening daarvan. Op deze
rechtsfiguur gaan we in onderdeel C dieper in. We besteden daarbij met
name aandacht aan het sepot, de transactie en de
(vervolgings)richtlijnen. Onderdeel C sluit deze paragraaf af met een
korte bespreking van de mogelijkheid voor burgers om invloed uit te
oefenen op de beslissing om al of niet tot vervolging over te gaan.