19.6.1 Inleiding

Deze laatste paragraaf van hoofdstuk 19 behandelt het bewijs in het milieustrafrecht. Het zal duidelijk zijn dat een strafrechtelijke veroordeling alleen dan mogelijk is, indien bewezen wordt dat de verdachte de hem tenlastegelegde gedraging heeft begaan. Het bewijs van de tenlastelegging is dan ook de eerste (inhoudelijke) vraag die de rechter dient te beantwoorden conform het beslismodel van artikel 350 Sv (zie daarover uitvoeriger subparagraaf 19.5.2 onder B nr. 2).
Bewijsrecht is apart onderdeel strafrecht
Het strafrechtelijk bewijsrecht kan worden beschouwd als een apart onderdeel van het strafrecht. Vanwege een goed begrip van de specifieke opmerkingen met betrekking tot het bewijs in het milieustrafrecht, wordt in subparagraaf 19.6.2 eerst een kort overzicht gegeven van enkele belangrijke onderdelen van het strafrechtelijk bewijsrecht. We gaan daarbij na enkele algemene opmerkingen onder meer in op de wettelijke bewijsmiddelen (onder B) en enkele relevante bewijsverweren (onder C).
Toegespitst op milieustrafrecht
In subparagraaf 19.6.3 gaan we dan nader in op het bewijs in het milieustrafrecht. Het algemene gedeelte van deze subparagraaf (onder A) worden enkele algemene leerstukken toegespitst op het milieustrafrecht aan de orde gesteld. Onder B bespreken we de bijzondere bewijsproblematiek van de artikelen 173a en 173b Sr, waarover we eerder kort in subparagraaf 19.2.3 onder B spraken.
Betekenis technisch onderzoek in milieustrafrecht
Omdat veel milieurechtelijke normen in feite technische normen zijn - denk bijvoorbeeld aan specifieke emissienormen voor bepaalde stoffen -zal het bewijs van overtreding van deze normen in beginsel dienen te worden geleverd aan de hand van technisch onderzoek. Vanwege de bijzonder positie die het technisch bewijs derhalve inneemt in de milieustrafrechtelijke praktijk, besteden we daaraan in subparagraaf 19.6.3 afzonderlijk aandacht. Na enkele algemene opmerkingen over het technisch karakter van het milieustrafrecht (onder A) gaan we onder B in op specifieke bewijsrechtelijke aspecten rondom de voor de praktijk zo belangrijke monsterneming en de analyses van deze monsters. Onder C bespreken we tenslotte de principieel-juridische vraag of in het kader van dit technisch onderzoek de verdachte al of niet recht heeft op het (laten) verrichten van een tegenonderzoek, de contra-expertise.