23 Wetgeving bescherming luchtkwaliteit

23.1 Inleiding op hoofdstuk 23

Op het terrein van de luchtverontreiniging bestaat in ons land, evenals op het terrein van de bodembescherming één wettelijke regeling: de Wet inzake de luchtverontreiniging (Wlv)Zie noot. De wet heeft tot doel de luchtverontreiniging in Nederland te voorkomen en te beperken en richt zich daarbij op de veroorzakers en dus op de bronnen van luchtverontreiniging. Deze wet is na de Wvo de tweede belangrijke milieuhygiëne wet die op het keerpunt van de jaren zestig naar de jaren zeventig tot stand is gekomen. In ons land waren het de na de Tweede Wereldoorlog snel gegroeide industrialisatie, de enorme groei van het gemotoriseerde verkeer en de uitbreiding van het aantal en de capaciteit van energiecentrales die bijdroegen aan een gestage verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarmee zijn tevens de bronnen en de oorzaken van de luchtverontreiniging genoemd. De bronnen zijn de industrie, het verkeer, de energievoorziening en de landbouw. Deze verontreiniging wordt primair veroorzaakt door de verbranding van fossiele brandstoffen zoals kolen, olie en gas en de productie en het gebruik van dierlijke meststoffen in de landbouw. De verontreiniging van de lucht heeft behalve negatieve gevolgen voor mens, plant en dier ook schadelijke effecten op goederen en gebouwen. Zo is een belangrijk deel van het Europese cultureel erfgoed aan gebouwen, standbeelden enzovoort, ernstig aangetast door verzurende, oplossende en verontreinigende stoffen in de buitenlucht. Bij de verdere uitbouw van de Wet milieubeheer zijn tal van bepalingen uit deze regeling verdwenen zoals betreffende luchtkwaliteitsdoelstellingen, inrichtingen, financiële bepalingen, handhaving en beroep, zodat thans niet veel meer dan een uitgekleed raamwerk met weinig 'vlees' is overgebleven.
Nadat het doel van de regeling kort is weergegeven (subpar. 23.2.1) volgt een behandeling van de belangrijkste bepalingen van de wet aan de hand van de nog overgebleven onderwerpen die de wet regelt. Naast enkele zaken van ondergeschikt belang, betreft het de regeling (en uitvoeringsmaatregelen) ten aanzien van het voorkomen en beperken van luchtverontreiniging door toestellen, brandstoffen en verontreinigende handelingen en de maatregelen in bijzondere omstandigheden waarbij aan de burgemeester en de commissaris van de Koningin bijzondere bevoegdheden toegewezen worden (subpar. 23.2.2). Na te zijn ingegaan op enkele toepassingsvragen van deze wettelijke regelingen, waarbij ook haar bestaansrecht aan de orde is (subpar. 23.2.3) wordt kort stilgestaan bij de afbakening van de Wlv met andere relevante wettelijke regelingen (subpar. 23.2.4).