28 Wetgeving tegen
geluidsoverlast
28.1 Inleiding
De hierna te behandelen milieuwetten: de Wet geluidhinder (Wgh) en de
Luchtvaartwet (Lvw) zijn, evenals de in hoofdstuk 26 en 27 behandelde
milieuwetten inzake gevaarlijke stoffen en ioniserende straling, primair
en hoofdzakelijk gericht op de aanpak van de bronnen van
milieuoverlast (in relatie tot de effecten). In dit hoofdstuk zullen we
eerst de Wgh behandelen (par. 28.2) en daarna de Lvw (par. 28.3).
Bestrijding van geluidshinder kan evenals andere vormen van
milieuhinder op drie manieren plaatsvinden: aan de bron, bij de
overdracht en bij de ontvanger. Nadrukkelijker dan in andere
milieuwetten geldt dit onderscheid in de Wgh als uitgangspunt bij de
regulering. Deze wet onderscheidt zich bovendien van andere
milieuwetten doordat in de wet zelf normen zijn opgenomen (zie
bijvoorbeeld de artt. 41, 47, 53, 61, 64, 65, 71, 82, 89 en 90 Wgh.).
Tevens sluit de wet aan bij het juridisch instrumentarium van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening (WRO) om aldus de kwaliteit van de woon- en
leefomgeving voldoende te waarborgen. In dat verband is het zonerings-aspect van belang waar de Wgh bepaalt dat in de wettelijke context het
gebied moet worden aangegeven waar de normen van de wet van
toepassing zijn. Het betreft hier zones rond industrieterreinen, langs
wegen, spoor-, tram- en metrobanen en andere geluidszones. Binnen
deze zones gelden maximale geluidswaarden, die, uitzonderingen in de
zin van hogere grenswaarden daargelaten, niet overschreden mogen
worden. Bij de realisering van nieuwe geluidsveroorzakende
ontwikkelingen dient met deze zones, de hierin gelegen geluidsgevoelige
bebouwing en de hiervoor geldende maximale geluidswaarden rekening
te worden gehouden. Ook voor bestaande geluidsgevoelige bebouwing
binnen de aangegeven zones gelden maximale geluidswaarden.
Voorzover op het moment van regelgeving reeds sprake is van een
overschrijding, kan van een saneringssituatie worden gesproken. Ook
hiervoor zijn in de wet bepalingen opgenomen teneinde tot een
geluidsreductie te komen.
In Bij de behandeling van de Wet geluidhinder zal eerst aandacht
worden besteed aan de doelstelling(en), ontwikkelingen en
werkingssfeer van de Wgh, waarna we het instrumentarium van deze
wet onder de loep zullen nemen. Door de invoering van een meer
integrale milieuwetgeving in de vorm van de Wet milieubeheer (Wm)
zijn in 1992 diverse aspecten van geluidshinder in deze wet opgenomen.
Hierdoor kan op dit moment nog maar moeilijk worden volgehouden dat
de Wgh nog een integrale aanpak biedt van de
geluidshinderproblematiek. Gedacht wordt dan ook aan het invoeren van
een nieuw geluidbeleid, waarbij de Wgh komt te vervallen en de regeling
inzake geluidshinder in totaliteit wordt opgenomen in de Wm. Ook op
deze laatste ontwikkelingen zullen we bij de behandeling van de Wgh
ingaan. Aangezien de invoering van deze regeling vooralsnog niet voor
2002 wordt verwacht, wordt een uiteenzetting van het huidige
instrumentarium nog steeds zinvol geacht.
Op de zoneringsproblematiek van vliegvelden (luchtvaartterreinen) is de
Luchtvaartwet (Lvw) van toepassing. Die wet behandelen we in
paragraaf 28.3. Het centrale instrument van deze wet wat betreft de
regeling van de geluidsproblematiek vormt de aanwijzing van
vliegvelden door de ministers van V&W en VROM, waarbij tevens de
geluidszone rond het vliegveld dient te worden vastgesteld. Bij de
wetswijziging van 1978 heeft de Lvw tevens het karakter van een
milieuwet gekregen, in het bijzonder waar het betreft de bestrijding van
geluidshinder van vliegvelden. Men kan de Lvw wat de
geluidshinderproblematiek betreft dan ook zien als een lex specialis ten
opzichte van de Wgh, die meer in algemene zin betrekking heeft op de
problematiek van geluidshinder van vliegvelden.
Ook in dit hoofdstuk worden slechts de essentiële elementen van de
bedoelde regelingen behandeld. De algemene aspecten komen in de
eerdere hoofdstukken aan bod en voor de historie van deze wettelijke
regelingen verwijzen we naar paragraaf 7.3.3 onder C.